In 1953 werd overeenstemming met de eigenaar bereikt. De gemeente zou het gehele huis aankopen voor een bedrag van 7.500 gulden. De watersnoodramp van dat jaar bracht echter andere prioriteiten met zich mee. Een storm, die op 3 januari 1954 plaatsvond, beschadigde het dak in ernstige mate. Omdat het gevaar van instorten groot was, werd de straat meteen afgezet en een kabel rond de topgevel aangebracht om omvallen te voorkomen. Vervolgens werd een stei ger geplaatst tegen het instortingsgevaar. Duidelijk werd dat de noodzaak tot res tauratie hoger was dan ooit tevoren. De eigenaar nam een welwillende houding in en stemde op korte termijn in met verkoop tegen een bedrag van 10.000 gul den. J.B. Wansink en zijn echtgenote kregen het recht het pand levenslang te bewonen. Toen in de loop van 1954 nader onderzoek werd gedaan, bleek hoe slecht de toestand van in het bijzonder de gevel was. De gevel stond nog slechts over eind op de natuurstenen buitenbekleding zonder verband met beide zijmuren. Werd aanvankelijk uitgegaan van een bedrag van 100.000 gulden voor cle restau ratie, dit werd bij nader inzien 250.000 gulden. Vanwege de beperkte financiële middelen viel aan uitvoering niet te denken. Zierikzee was een gemeente met talrijke monumenten. Bovendien diende veel aandacht te worden gegeven aan de wederopbouw na de watersnoodramp. Daarom moesten de werkzaamheden zich beperken tot herstel van het dak en het verstevigen van de muren met bij komende werkzaamheden. Die kosten werden geraamd op 120.000 gulden. Eind 1954 vond de aanbesteding van het werk plaats. Onderdeel van de werk zaamheden was het verbeteren van de fundering waarna achter de gevel, over de volle hoogte, een betonskelet werd aangebracht. In 1956 moesten de werkzaam heden voorlopig worden stilgelegd. Die hadden een bedrag van ruim 108.000 gulden gekost waarmee het beschikbare krediet was verbruikt. De financiële situatie van de gemeente was zeer ernstig en de nog beschikbare middelen wer den eerst gebruikt voor de restauratie van het stadhuis in diezelfde Meelstraat. Het rijk bleek uiteindelijk bereid het gebruikelijke percentage van 60% aan subsi die te verhogen tot 75%. De provincie gaf voor een deel 10% en voor een ander deel 5% aan subsidie. In 1958 konden de werkzaamheden worden hervat. Deze afronding beoogde het pand weer bruikbaar te maken. Deze werkzaamheden werden opgedragen aan de firma I. Woudenberg en Zonen in Middelburg en kwamen uit op een bedrag van ruim 22.000 gulden. In I960 toonde de Vereniging Hendrick de Keyser opnieuw interesse om het pand te verwerven, maar dit leidde niet tot overname. Herhaaldelijk werden plannen besproken om de restauratie te hervatten. De andere monumenten in Zierikzee kregen echter voorrang. Daarnaast maakte het feit dat het pand in gebruik was als woonhuis en winkel de restauratie complex. Sinds 1965 was W. Everaars de nieuwe huurder van het pand.9 In 1976 werd een nieuw plan voor de restauratie gemaakt door B.V. van den Bergh, stadsarchitect bij Gemeentewerken Rotterdam. Problemen rond de ver huizing van de huurder brachten het gemeentebestuur ertoe om plannen tot res tauratie te beperken tot de gevel aan de Poststraat. In dat kader werd onder meer het middengedeelte met de Gotische fries geheel vernieuwd. De totale kos ten kwamen uit op bijna een half miljoen. Ook deze werkzaamheden werden, evenals de vorige, uitgevoerd door Aannemersbedrijf Woudenberg en zonen, gevestigd in Rhenen. De restauratie vond plaats in 1978/1979.10 De restauratie van de gevel aan de Meelstraat zou worden aangevat door de nieuwe Gemeente 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 33