Kunst en Eer nam de organisatie op zich en leverde de zangers. En het strijk
orkest begeleide hen muzikaal. Tot 1923. In dat jaar werd de laatste jaarlijkse
opera uitgevoerd. De financiële risico's, die voor rekening kwamen van Kunst
en Eer, waren te groot geworden. Dat staat ook in het voorwoord van het pro
grammaboekje uit 1941 van een reprise van de komische opera De klokken van
Corneville van Robert Planquette, ter gelegenheid van het 110-jarig bestaan van
Kunst en Eer.
Ook deze keer werden van de opera drie uitvoeringen gegeven en ook nu weer
waren de eerste twee uitsluitend bestemd voor donateurs. Daags na de premiè
re van 2 april stond in de Zierikzeesche Nieuwsbode, dat de opvoering aan de
hooggespannen verwachtingen had voldaan. En dit was vooral te danken aan
dirigent J. Luijkenaar. 'Geen oogenblik verslapte zijn aandacht. Steeds hield hij
orkest, koor en spelers onder zijn hoede en wist hij alles en allen te bezielen.
Zijn onverdroten ijver en inspanning zijn met succes bekroond'.
Een van de aanwezige donateurs was zelfs zo onder de indruk, dat hij Kunst en
Eer een cadeau overhandigde. Voorzitter Koevoets schreef dit in een ingezonden
brief in de krant van 12 april. De donateur was tijdens de première 'getroffen
door de prachtige uitvoering en uitbeelding' van de opera. Zozeer zelfs, dat hij
de tweede keer weer was gekomen. En niet met lege handen, want als blijk van
waardering schonk hij Kunst en Eer een zilveren draagplaquette. De ingezonden
brief van voorzitter Koevoets was bedoeld als dank aan de 'goedgezinde', maar
onbekende, donateur.
Pieken en dalen
De opvoering van de laatste opera betekende ook het einde van een bloeiperio
de. Daarna raakte de muziekvereniging in een dal, met als dieptepunt de tweede
helft van de jaren dertig. Bij de viering van het 110-jarig bestaan werd daar door
de voorzitter ook naar verwezen in zijn welkomstwoord. 'Hij herinnerde aan het
eeuwfeest, de daarna ingeslagen lijdensweg, die echter door de spontane mede
werking der burgerij, naar een oplossing leidde, waartoe de burgemeester een
krachtige stoot gaf. Het moet dan ook voor hem, aldus de voorzitter, aangenaam
zijn, te kunnen zien en hooren wat het gezelschap opnieuw presteeren kan',
staat er in het verslag van de première van de opera.
Burgemeester J. Schuurbeque Boeije sprak hem niet tegen. Hij constateerde zelf
ook, 'dat de vereeniging, na een klein ziekteproces weer aan de beterende hand
is. Voor ons staat weer een krachtige Terpsichore, ongeschokt van jaren en vol
goede voornemens voor de toekomst'. Deze woorden werden door de krant
onderstreept, want die kwam tot de conclusie, dat het jammer zou zijn als het
orkest 'na de uitvoering van heden- en morgenavond, voorgoed uiteen zou gaan.
Laat men de lier niet aan de wilgen hangen, maar zich aaneensluiten. Deze club
heeft kwaliteiten'.
Het ziekteproces waar Kunst en Eer doorheen was gegaan, was vooral een finan
ciële aandoening. Zo sloot de rekening in 1937 met een tekort van net iets meer
dan honderd gulden. Volgens een verslag in de krant van 3 mei leidde dat in de
gemeenteraad tot de vraag hoe dit mogelijk was. De burgemeester zei, dat hij
wel eens een klacht gehoord had, 'dat de sport de jongelui meer trekt dan de
muziek'. Het raadslid Schipper voegde daar nog aan toe, dat de houding van de
vorige dirigent, S. Klimmerboom, ook een reden zou kunnen zijn, omdat 'men
onder den vorigen Directeur niet gemakkelijk in het gezelschap kon worden
59