HET DRAMA VAN HENRICUS THEODORUS KLOOSTER
Gemeenteveldwachter te Dreischor
door J. van der Haar-Flikweert
Inleiding
In 1990 verhuisden wij naar Zeeland en gaf mijn schoonvader mij drie dikke
schriften met manuscripten mee met de woorden:"Hier kan je vast iets leuks mee
doen in Zeeland. Ik heb deze geschriften gekregen uit de nalatenschap van mijn
grootvader die onderdirecteur was van de strafgevangenis in Leeuwarden.". Deze
overgrootvader van mijn man was de heer Van Zanten die in het handschrift ook
genoemd wordt.
Ik ben meteen deze manuscripten gaan lezen en ze boeiden me op een bizarre
manier. Deze man schreef voor zijn tijd wel bijzonder open over de meest privé-
situaties. Ik moest er wat mee, maar wat? Ik heb contact gehad met verschillen
de uitgeverijen maar kreeg alleen te horen dat het heel interessante documenten
waren maar niet geschikt om uitgegeven te worden. Intussen was ik zelf werk
zaam in Zierikzee en daar zei ik op een dag in een gesprek met collega's dat ik
in het bezit was van deze handschriften waarop iemand reageerde met: "Daar
moet je mee naar de archivaris de heer Uil." Dat leek mij een goed idee en ik
zocht contact met de heer Uil die direct heel enthousiast reageerde wat mij het
gevoel gaf eindelijk te kunnen voldoen aan de wens van mijn helaas inmiddels
overleden schoonvader.
Daar ik de originele autobiografie van de heer Klooster voor het grootste gedeel
te als bron gebruik, schrijf ik dit artikel in de ikvorm. De autobiografie is in 1907
geschreven en in 1911 van voetnoten voorzien. Ik vond de verouderde taal die
Klooster gebruikte vaak zo mooi dat ik dat ook letterlijk over moest nemen om
de sfeer weer te geven waarin het beleefd werd, alleen de spelling is aangepast.
In zijn beschrijvingen ging hij vaak heel ver en is hij heel persoonlijk en open,
toch meende ik dat het goed was om dat woordelijk weer te geven.
Kindertijd - jeugd van Klooster
"Ik ben geboren op 10 december 1872, te Bergen op Zoom, verder woonachtig
in Ellewoutsdijk. Mijn vader (Brand Klooster, geb. 8-10-1826 te Kampen) was een
oud onderofficier, militair in hart en nieren die urenlang kon vertellen over het
soldatenleven. Vader, hij was een eenvoudige man, die de soldatenrok boven het
fijne burgerpak stelde. Hij was zeer werkzaam en huiselijk, een goede huisva
der. Ik kon nooit goed begrijpen wat mijn moeder (CatTelina Angenita Emondt,
geb. 26-8-1829 te Havelte) altijd te klagen had over mijn vader. Later ging ik
mijn moeder zien als een verachtelijke komediante. Ik begreep dat zij door
haar geklaag en gekerm ons wilde afzetten tegen vader. Zij is nimmer de trou
we vriendin geweest die ik zo nodig had. Ja moeder, van u leerde ik dat alco
hol niet voor de ganzen gebrouwen was, zodat ik jarenlang niet kon begrijpen
dat dronkenschap een ondeugd was, schadelijk voor lichaam en ziel. U bent
het ook die mij en mijn broer Willem (1874) naar het verdervende moordhol de
Pupillenschool zond. Nee, beschuldig mijn vader daar niet van want hij drong er
steeds op aan te wachten tot we 16 a 17 jaar zouden zijn.
Als eerste bijzonder voorval uit mijn kindertijd herinner ik mij het overlijden van
69