in Dreischor op bezoek. Op hoge schoolmeestertoon vaart Brand tegen mij uit
en zegt uit goede bronnen te hebben vernomen dat ik slecht ben voor mijn
vrouw, over het gehele eiland bekend sta als een grote smeerlap, al een heel
lange tijd; ja, al de jaren haast van mijn huwelijk heb gedronken en in ongeoor
loofde betrekking leef met die slechte meid Maatje v. B. Hierbij eist hij van mij
anders te worden tegen mijn vrouw, Maatje niet meer te zien of te spreken en
niet meer te drinken. We komen om je te helpen, wil ik dus anders ja of nee?
Ik antwoord dat mijn naam bij fatsoenlijke mensen, hier en overal, kan en mag
gehoord worden, dat Maatje een fatsoenlijk meisje was die ik hoogachtte en ik
verzocht hem haar niet te beledigen, dat ik wel wat meer dronk tegenwoordig,
maar dat ik voor de rest niet anders kon en wilde handelen. Ik verzocht hem
met zulk gedonder niet meer aan boord te komen en maar in zijn eigen tuin
te gaan wieden. Toen ik hem vroeg wie zijn berichtgever was wilde hij geen
namen noemen. Toen ik mijn vrouw riep en vroeg of zij de berichtgever was
viel ze in de leunstoel en riep: 'je moet me nou niet slaan'. Mijn doel was bereikt
en ik kende nu mijn aanklaagster. Toen ik bij Maatje kwam deelde zij mee dat
Brand en Angenita bij haar waren geweest, de deur op slot hadden gedaan en
onder bedreiging van geweld en advertentie in de krant, haar hadden gedwon
gen een verklaring af te geven waarin zij beloofde geen briefjes meer aan Th.
Klooster te zullen schrijven. Woedend schreef ik de volgende dag een onge
zouten brief hierover. Het eigenaardige in deze geschiedenis is namelijk dit: dat
de hele verstandhouding steeds op zeer vage vermoedens heeft berust en zelfs
de ijverigste naspeuringen van politie en justitie niets heeft kunnen aanwijzen.
20 juli daaraan voorafgaand nodigt mijn vrouw Maatje op visite en hoewel ze
eerst weigert, gaat ze op mijn aanraden. Mijn vrouw houdt Maatje van half drie
tot zes bij haar, spreekt over alles behalve over het voorgevallene hoewel ze wist
wat er bij Maatje was gebeurd.
23 juli heeft mijn vrouw gedreigd weg te lopen, ik zeg ga maar, hoe eer hoe
liever. Ik was er echter doodsbang voor daar dit schandaal zou geven. Op 24
juli gaat ze naar Zonnemaire en brengt haar zuster Johanna mede terug naar
Dreischor. Nu vond ik dat niet vreemd daar Johanna wel meer een poos kwam.
Ik ben 27 juli bij Maatje geweest.
Pie verlaat Klooster - Zonnemaire
Zaterdag 28 juli. Ik kom voor het middageten, door dienst wat verlaat, thuis eten.
Na het eten zeg ik mijn vrouw de kinderen te kleden en met Lina en Brand Jan
kan Angenita naar Maatje gaan om samen aalbessen te plukken. Ze weigert. Ik
zeg, je zult het doen. Ze begint me uit te schelden. Ik verzoek haar, tenminste in
het bijzijn van de kinderen, zich te matigen; neen zegt ze, juist niet. Ik ga in het
voorkamertje op de rand van het bed zitten, zij staat in de voordeur, die open
staat, te huilen en te schelden. Ik zing; 'Kom Karlinde kom'. Opeens is ze weg.
Ik vraag aan Johanna die nu ook begint te schelden, waar is Pie? Die is weg,
zegt ze. Moet ik ook maar weggaan? Maar dan de kinderen? Ik grijp de zwar
te kleding van mijn vrouw die reeds op de stoel in het kamertje ligt, smijt die in
de gang en zeg: 'ja, donder jij ook maar op, de kinderen gaan jou niet aan. Zij
neemt de kleren en verdwijnt. De vloerkleden hangen buiten, tafel is niet afge
nomen, het is zaterdag en de was is niet klaar, de bedden zijn niet opgemaakt;
een rommeltje. Ik stuur Angenita met een briefje naar Maatje waarin staat wat er
gebeurd is en dat ze niet aan huis moet komen voorlopig. Mijn vrouw heeft haar
79