goud en ongeveer 15 gulden aan contanten meegenomen. Ik drink een paar bor rels, ga naar boven en snijd verscheidene van haar goede kleren stuk welk ik op een hoop gooi... Op mijn verzoek komt omstreeks 6 uur Cornelia van de Velde, mijn wasvrouw, met haar dochter en knapt het huishouden met de kinderen wat op. 'Nou' zegt ze 'da's ook wat, zomaar van de kinders weglopen, ik kom hier al zo lang en weet toch wel wie jij voor haar bent; ja zeg, ze heeft bij Jo Drooge verteld dat je met 't geweer op h'r wou schieten en dat je haar vroeger altijd naaien wou maar dat je 't nou verdomt' (Kee zo noem ik haar altijd, is een ruw maar goed wijf) en stikkend van het lachen zegt ze: 'Klooster is dat nou waar?' Half lachend, half boos zeg ik 'och verrek, maak de boel maar in orde'. Een ogenblik later, ter wijl ik mijn zoontje op de arm heb stormt Kee binnen en zegt:'De straat staat vol volk en van Nieuwenhuyzen is er met een rijtuig om de kinders te halen.' Ik kijk naar buiten en zie de hele Ooststraat vol van een woelende menigte. Ik zet mijn zoontje neer, leg mijn geladen revolver op tafel, laad mijn jachtgeweer en karabijn en zeg tegen Kee: 'Ik ben er ook nog'. Kee wordt bleek. Ik ben op dit moment tot alles in staat. Langzaam zie ik door het raam de mensenmassa nade ren. Er wordt gebeld. Ik steek mijn revolver in mijn broekzak en open de deur. Schoonvader Jan van Nieuwenhuyzen met mijn schoonzuster Johanna staan voor mij en Jan zegt: 'Mag ik binnenkomen?' Johanna haalt enige kleding van haar die ze vergeten heeft. Jan zegt:'Wat is dat nou met jou en Pie?' Ik barst in snikken uit, 'dat kan ik je toch niet zeggen, wat kom je hier eigenlijk doen?' Hij gaat met Johanna weg. Ik was mijn gezicht met een doek en drink een glas water en ga naar buiten waar ik enige keren dwars door de mensenmassa wandel. Ik ben die avond omstreeks 1 uur naar bed gegaan en heb 6 uur onrustig gesla pen. Ooststraat Dreischor. (Coll. C.P. Pols.) 80

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 82