Moordplannen
Zondag, 29 juli: Kee komt om 8 uur de kinderen helpen. Ik kluts twee eieren
met melk en een scheutje brandewijn die ik gebruik. Het is prachtig warm weer,
veel volk op straat. Waar ik voorbijkom voel ik dat er over mij gesproken wordt
mijn huishouding en privé leven wordt door iedereen besproken. Ik ben totaal
vernietigd.'s Middags half 2 stuur ik Maatje met een briefje naar mijn vrouw
waarin ik vraag of ze van plan is terug te komen naar de kinderen of niet. En
de mededeling dat als ze er morgenochtend niet is, ik een advertentie zal zet
ten voor een huishoudster. Mijn bode kreeg geen antwoord terug, 's Avonds 11
uur. De kinderen slapen. Ik zit in mijn rieten stoel met een glas brandwijn, rook
een sigaar terwijl mijn revolver voor mij op de tafel ligt. Ik ben zeer prikkel
baar, gebukt onder het publiek schandaal. Men kan mij natuurlijk niet uit mijn
betrekking ontslaan, maar ik voel mezelf voortaan op Dreischor als veldwachter
onmogelijk. Langzaam maar vast is in mij het besluit gerijpt om mijn drie kinde
ren in hun slaap te doden en daarna mezelf. Ik geloof dat ik krankzinnig ben.
Zacht gaat de voordeur open en langzaam en stil komt Maatje binnen. Ze komt
naar me toe en slaat haar armen om me hals, kust me en zegt:'Dag Aat'. Ik kom
eens bij je kijken. Ik begreep dat het je niet goed had.' Daarna, met een blik op
mijn revolver: "Wat moet dat lelijke ding daar? Oh Aat, zeg me de waarheid wat is
er, wat wil je?" en ik vertel haar onnatuurlijk kalm dat ik de kinderen en mezelf
wilde doden. Ze neemt me naar de wieg waarin Bram ligt te slapen, 'Maar Aat,
kijk toch eens goed naar dat lieve ventje, denk je dan niet aan die lieve kinders,
denk je niet aan mij? Je weet toch dat jouw kinderen ook de mijne zijn omdat
ik jou liefheb.' 'Maatje, Maatje, vergiffenis. Dat wijf maakt me gek.' Ik ruim mijn
Het huisje aau de Oprit in Zonnemaire u aar de moord werd gepleegd, is afgebroken toen de oprit
naar de Dijk van Bommenede werd verbreed. (Coll. Gemeentearchief Schouwen-Ditiveland)
revolver op. Ik weet me geen raad. Maatje raadt me aan flink te blijven en geen
ontslag te nemen, een huishoudster te nemen en echtscheiding aan te vragen. Ik
geef Maatje drie brieven die ik gevonden had over de vruchtafdrijving en mijn
getuigschriften, dankbetuigingen en een bewijs van goed gedrag in bewaring.
81