tairen, die al jaren waren blootgesteld aan de nationaal-socialistische propa ganda. Dan waren er communicatieproblemen, want het bleek onmogelijk om plotseling voldoende vertalers te krijgen. Bovendien was er de risicofactor van het bolsjewisme bij een aantal stedelingen. Ten slotte was het twijfelachtig of deze troepen loyaal jegens Duitsland zouden blijven, wanneer Duitslands mili taire positie verder verzwakte. Weliswaar werd het bataljon in een uit april 1943 daterend rapport van de 719de infanteriedivisie als betrouwbaar omschreven ('im allgemeinen zuverlassig'), maar in dezelfde maand noteerde de divisiecomman dant, luitenant-generaal Erich Hoeker (1881-1948), zijn twijfel over de loyaliteit van de Armeense soldaten, wanneer Duits toezicht ontbrak.12 Zo heerste er reeds maanden voor de ondergang van het bataljon twijfel aan zijn waarde voor de Wehrmacht. Geschikt voor de kustverdediging was het medio april 1943 in elk geval niet! Tot zover de werving van deze manschappen. In april 1943 arriveerden de Kaukasische bergbewoners in het vlakke Nederland. Welk een contrast met hun geboorteland moet het landschap hun hebben gebo den! Het bataljon werd aangevoerd door kapitein Rudolf Schmidt -de meeste offi cieren waren Duitser- maar twee van de vier bataljons stonden onder Armeense leiding. Het telde 901 Armeniërs en 58 Duitsers. In Bergen-op-Zoom werden de mannen ontluisd, daarna trokken de troepen verder naar hun definitieve bestem ming. De bataljonsstaf vestigde zich in de loop van 1943 in Middelharnis. Het hoofdkwartier van de 719de divisie bevond zich in Dordrecht. Het merendeel van de troepen kwam terecht op Overflakkee en Schouwen. Daar bleven ze, terwijl andere delen van het bataljon in februari 1944 naar West-Brabant (Dinteloord en Lepelstraat bij Halsteren) trokken. Nog andere manschappen van het 812de togen in maart van dat jaar naar het Noord-Limburgse Heibloem, waar een repa ratiewerkplaats van de Wehrmacht was. De Helderse amateur-historicus Ben van Kralingen vermoedt dat deze groep later in 1944 terecht is gekomen in Nijmegen en omgeving. Andere Armeniërs geraakten in het Utrechtse Maarsbergen. De Duitse legerleiding hechtte veel waarde aan Zeeland. Er waren naar verhou ding veel Duitse troepen gelegerd, ruim anderhalve divisie in 1943, die onge veer 14.000 mannen omvatte. Zij vielen grotendeels onder het 895tL' Legercorps dat geheel Zeeland behalve Schouwen-Duiveland verdedigde. De troepen op Schouwen en in de gebieden ten noorden daarvan ressorteerden onder het 88ste Legercorps. Van die eenheden, die overigens uitsluitend verdedigende taken konden uitvoeren, was een kwart van de 719de infanteriedivisie in Noord-Zeeland en op Goeree-Overflakkee gestationeerd. Schouwen-Duiveland woog niet zwaar in de Duitse kustverdediging. Aan de Schouwse kust bevonden zich om de 600 tot 1000 meter Stützpunkte (steunpunten), die werden bewaakt door compagnie ën. Behalve Duitse eenheden behoorden hiertoe ook de Armeense troepen van het 812de bataljon. Voortkabbelend leven, hoeren en naderende ondergang In de herfst van 1943 bevonden de Armeense troepen zich vooral bij Serooskerke, Noordwelle en in het noordwesten van Schouwen-Duiveland.13 Schouwen-Duiveland was niet van strategisch belang maar toch begonnen de Duitsers er geleidelijk de troepenmacht te versterken. Begin 1944 lagen er enkele onderdelen van de 719de infanteriedivisie. Dit waren manschappen van de mari neartillerie, twee compagnieën van het 743ste infanterieregiment en tweeëneen- halve compagnie van het 812de bataljon, in het totaal zeker 1000 mannen. In 92

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 94