In december 1944 begon voor het 812de bataljon het einde. In december 1944
geraakten de gebeurtenissen in een stroomversnelling. De driehoek van gealli
eerden, Nederlands verzet en Armeense soldaten was er bij betrokken. Het leid
de niet alleen tot een gruwelijke executie, maar ook tot de ontwapening van
het 812de. Op 3 december kondigden de Duitsers op Schouwen-Duiveland de
Arbeidsinzet af voor alle mannen tussen de 16 en 40 jaar. Met medeweten van
de gemeentesecretaris, W. Lazonder en de ambtenaar W. Boot, werd het bevol
kingsregister van Renesse uit de kluis in het gemeentehuis weggehaald en ver
stopt. In samenspraak met de op Sint Philipsland verblijvende Canadezen, die
door een illegale telefoonverbinding van de Provinciale Zeeuwse Electriciteits
Maatschappij op de hoogte waren, werd besloten om Lazonder en Boot van
Schouwen te halen. Met hen zouden tegelijk elf verzetslieden, drie geallieerde
piloten en genoemde Mikiniejan in veiligheid worden gebracht. Volgens de histo
ricus Gijs van der Ham moest Mikiniejan de geallieerden aanzetten tot steun aan
de Armeense soldaten die tegen de Duitsers in opstand wilden komen.22 Tot dat
moment wezen de Canadezen dit van de hand. Door een misverstand mislukte
de actie jammerlijk. De drie piloten en één verzetsman ontsnapten. De overigen
werden door de Duitsers met de boot naar Middelharnis vervoerd. Onderweg
sprong Mikiniejan overboord en verdronk. De overige mannen werden op 10
december opgehangen bij Renesse, aan de Slotlaan bij Kasteel Moermond.23
Cruciaal was de aanwezigheid van Mikiniejan. Zijn gevangenneming in aanwe
zigheid van Nederlandse verzetsmensen bewees in Duitse ogen onomstotelijk,
dat veel Armeniërs niet te vertrouwen waren. Dit werd nog versterkt door een
gelijktijdige vluchtpoging van zeven Armeniërs op Overflakkee met een schnell-
boot naar het bevrijde westelijk Noord-Brabant. Zij strandden op de slikken bij
Ooltgensplaat. Op 9 december werden zij in Middelharnis geëxecuteerd.24 De
rest werd ontwapend.
Abram Abrahamjan in 1945 bij het eerste gedenkteken voor de zeven geëxecuteerden in Middelharnis.
97