Opnieuw oorlog
Op vrijdag tien mei 1940 kwamen de commissarissen Breesnee, Hoogstra, Bal en
Gerritsen onder leiding van voorzitter Swaters in spoedzitting bijeen. Met algemene
stemmen nam men 's morgens om elf uur het besluit de spaarbank tot nader order
te sluiten, wegens het uitbreken van 'den oorlog met Duitschland'. Het pensioen
fonds werd in de kluis opgeborgen en 's avonds zou de notaris een akte komen
opmaken van alle bezittingen van de bank, zodat bij eventuele vernietiging van
stukken, nieuwe gemakkelijker te verkrijgen zouden zijn. Na dit besluit werd de
vergadering onmiddellijk weer gesloten. De daaropvolgende vergadering van 28 mei
duurde even kort. Het saldo dat uit stond bij de Robaver (Rotterdamsche Bank
vereeniging) werd overgeboekt naar De Nederlandsche Bank en terugbetalingen
aan cliënten zouden vooralsnog gefaseerd plaatsvinden. Afgaande op de notulen
uit die eerste oorlogsmaanden zakten de verwarring en de ongerustheid snel. Na
de vergadering van 28 mei kwam men pas weer bijeen op dinsdag 2 juli en tijdens
deze zeer korte vergadering besliste men, alsof er niets aan de hand was, het
nieuwe propagandamateriaal voor het jeugd- en schoolsparen van de Neder
landsche Spaarbankbond voorlopig niet aan te schaffen. Pas in de vergadering
van eind juli sloop de oorlog weer even de vergadering binnen. Er werd gesproken
over een molestverzekering voor het spaarbankgebouw en de gebouwen van
Lockershof en er werd opdracht gegeven om luiken te maken voor de verduistering.
De N.S.B. wilde een couponbelasting ingevoerd zien van rentes over onderhandse
leningen ten laste van publieksrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen van
2 procent. De bank wilde dit alleen doorvoeren bij schuldenaren voor wie de
rente al verlaagd was of die de lening mochten opzeggen.
Eind augustus besloot men de opzeggingstermijn van veertien dagen voor bedragen
boven de duizend gulden te handhaven. Kleinere bedragen mochten onmiddellijk
uitgekeerd worden mits de kas het toeliet. Was het een kleine verzetsdaad of
simpelweg kien commercieel inzicht om alle Duitse stukken in het najaar van
1940 van de hand te doen? In elk geval werden 23 Preussische Pfanclbriefbank.
15 Ruhrverband en 1 Sachsische Werke van de hand gedaan. Tijdens de rondvraag
besloot men ook het restant Duitse stukken van de hand te doen, behalve de
Daweslening. Verder gebeurde er eigenlijk heel weinig dat eerste oorlogsjaar,
althans wat ervan te volgen valt via de notulen van de raad van bestuur van de
bank, welke onveranderd kort waren. Eind oktober stelde men de laatste bestuurs
vergadering voor 1940 vast op 10 december, vanwege de stand van de maan.
Begin 1941 was de schrik vanwege de Duitse overval al zover gezakt dat men het
onderpand bij De Nederlandsche Bank met twee ton durfde verminderen. De
fotokopieën die men vlak voor de oorlog had laten maken van alle stukken en de
akte van de notaris waarin alle bezittingen van de bank waren opgenomen, werden
bij de Robaver in een gehuurd loket gedeponeerd. De gemeente Ouwerkerk paste
zich moeilijker aan bij de nieuwe situatie, want zij was ook na enige aandrang niet
bereid de door de N.S.B. geëntameerde couponbelasting te betalen. Maar ook in
dit geval geldt de vraag, of dit een prille verzetsdaad was of simpelweg financieel
belang. Blijkbaar was de verkoop van het oude bankgebouw aan de Meelstraat
aan de padvindsters destijds toch doorgegaan, want toen de padvindersorganisaties
door de bezetter werden geliquideerd, deed de bank een opgave aan de liquidator
van hun vordering op het Nederlandsche Padvindersgilde. September 1941 kon
de bank in antwoord op circulaires van de Nederlandsche Spaarbankbond melden
dat men geen 'Joodsch vermogen' bezat.
Met de aandelenkoersen ging het de eerste oorlogsjaren niet slecht. Zo meldde de
101