Du Croo een jaarvergoeding van 500 gulden te geven, naast Gerritsen die gewoon werd doorbetaald. De vergadering ging daar als vanzelfsprekend mee akkoord. De harde realiteit van de bezetting werd scherper voelbaar. Augustus 1942 vroeg de burgemeester van Zierikzee een bijdrage in de kosten van de verdediging van Van der Sande en Schults die door een 'Duitschen krijgsraad ter dood veroordeeld waren'. De bank stelde daarop 75 gulden beschikbaar. In oktober kwamen er opnieuw brochures op tafel over 'Joodsche safeloketten', vijandelijk vermogen en andere, minder controversiële zaken die men alle terzijde legde. Dat deed men een maand later ook met een stuk over identiteitsonderzoek. Wel besloot men begin 1943 na aanvankelijke aarzelingen deel te nemen in de 'Collectieve fraude-, beroovings-, brand en inbraakverzekering'. Februari 1943 kon de vergadering de heer Gerritsen, 'die voor het eerst na zyn ontslag uit de gyzeling de vergadering weder bywoont', hartelijk welkom heten. De plaats van gijzeling liet zich raden, want Gerritsen had voor zijn waarnemer Du Croo een 'crayonteekening, voorstellende een straatje te 's Bosch' meegenomen. Maar Gerritsen was kennelijk nooit van plan geweest zich na zijn eerdere ervaringen gedeisd te houden, want een paar maanden later, tijdens de vergadering van 18 mei 1943, moest de voorzitter opnieuw melden dat Gerritsen onvrijwillig uit Zierikzee vertrokken was. Omdat vervanger Du Croo en commissaris Swaters ook al eens gevangen hadden gezeten, werden voor hen veiligheidshalve plaatsvervangers aangewezen, allen afkomstig uit de kring van het Zierikzeese Nutsdepartement. De burgemeester van Zierikzee deed even later opnieuw een beroep op de bank om 200 gulden te schenken voor een speciaal fonds voor behoeftige stadgenoten en voor uitgaven ten bate van een 'nuttig doel', waaivoor op de gemeentebegroting noch elders financiële ruimte gevonden kon worden. Een aantal particulieren had voor ditzelfde doel al meermalen geld geschonken. De bank ging er ook dit keer zonder discussie mee akkoord. De zaken gaan door, het geld stroomt binnen De zaken gingen ondanks de oorlog gewoon door en toen men hoorde dat de Robaver erin geslaagd was toestemming te krijgen voor een accountantsbezoek van buiten de provincie, wat kennelijk ongewenst was, besloten ook de Nutsbankiers daartoe een poging te wagen bij de Spaarbankboncl. Dat lukte uiteindelijk en hoewel de bank zoals altijd op safe had gespeeld, adviseerden de accountants toch een aparte reservepot aan te leggen voor koersverliezen, zodat dit buiten de winst en verliesrekening kon worden gehouden. Anders zou men de statuten moeten wijzigen, want bij verlies mochten geen subsidies worden uitgekeerd. En dat laatste bleef men doen zoals een subsidie van 250 gulden aan het Fonds ter bestrijding van de tuberculose in Zierikzee. Inmiddels werd het een probleem om voor het toestromende geld een goede belegging te vinden. Dit leidde niet voor de eerste maal in de geschiedenis van de bank tot de discussie hoe men kon verhinderen dat men een depositobank werd, die geld ging kosten. Na de beraadslaging waarbij alle ooit gehanteerde argumenten van illustere voorgangers passeerden, kwamen de commissarissen tot een oplossing die zoals te verwachten viel weinig origineel was. Men besloot tot een verlaging van de maximum inleg waarover rente werd uitgekeerd van 2500 naar 1000 gulden. Desondanks hoopte het kasgeld zich op. Voor gemeenteleningen had men om de een of andere reden geen interesse, maar toen de schatkistpromessen waarop oktober 1943 grif werd ingetekend, uiteindelijk niet werden uitgegeven, besloot men toch maar in papieren van de stad Rotterdam te beleggen. 103

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 105