aan de drie aanwezige commissarissen moest vertellen welke financiële afspraken er in het verleden met hem waren gemaakt. Men betreurde het dat het archief van de bank bij oud-secretaris en thesaurier Gerritsen thuis lag. Het was duidelijk dat dit zo spoedig mogelijk teruggehaald moest worden en naar de spaarbank over gebracht. Maar waarom was dat nog steeds niet gebeurd? Waar waren Gerritsen en Hoogstra gebleven? Was Gerritsen al ver voor de watersnoodramp ziek geworden en zijn daarom de notulen zo fragmentarisch? Was er ruzie geweest? De notulen van de vergadering van 17 februari 1955 geven hierover gedeeltelijk uitsluitsel. Tijdens deze bijeenkomst herdacht men Gerritsen, die in die week overleden was. Volgens de president, een man die op 'bijzondere wijze naar voren trad', en die veel voor de bank had gedaan. Commissaris P. Heering"4 had kort na Gerritsens overlijden het losbladig notulenboek opgehaald 'aanvangende met de notulen van een vergadering van 24 jan. 1940 en eindigend met die van 10 juli 1951 op blz. 81. De bladen 82, 83 en 84 ontbreken, maar hij hoopte die later te zullen vinden'. Wij weten inmiddels dat het niet gelukt is. Het lijkt er inderdaad op dat Gerritsen al langer ziek was en om niet genoemde reden niet makkelijk benaderbaar. Waarom zou men anders zo lang gewacht hebben om de notulen op te halen en een en ander ordentelijk te laten overdragen? De commissarissen waren duidelijk onthand. Het overlijdensbericht van R. Gerritsen in de Zierikzeesche Nieuwsbode van donderdag 17 februari 1955 geeft hierover indirect uitsluitsel. De krant memo reerde uitvoerig Gerritsens verdiensten voor de gemeenschap. Vanaf 3 september 1946 was hij wethouder geweest voor de Partij van de Arbeid. Voor de oorlog was hij - vanaf 1927 - gemeenteraadslid voor de Vrijzinnig Democraten. Geboren in Zutphen (1888) was Gerritsen in 1909 naar Zeeland gekomen. Vanuit Zeeuws- Vlaanderen werd hij in 1920 benoemd tot ontvanger der Registratie en Domeinen. In 1950 werd hem als inspecteur eervol ontslag verleend. Hij was toen 62 jaar oud en dat lijkt er inderdaad op te wijzen dat hij vanwege gezondheidsredenen voortijdig met werken had moeten stoppen. Hij overleed in Breda, in het huis van zijn zoon, wat het moeizame contact met hem zou kunnen verklaren. Gerritsen blijkt, naast vele bestuursfuncties in het verenigingsleven, ook voorzitter te zijn geweest van de N.V. Waterleidingmij. Schouwen-Duiveland, en enigszins verrassend commissaris van R. Koole Zn.'s Bank. Zijn centrale positie in de Zierikzeese gemeenschap kan men aflezen uit het feit dat hij voorzitter was van het comité dat de viering van het Zierikzeese eeuwfeest in 1949 organiseerde.11' Vanwege zijn vele verdien sten voor bank en gemeenschap werd hij bij zijn pensionering benoemd tot officier in de Orde van Oranje Nassau, en uit respect voor zijn veel geroemde kwaliteiten als een natuurlijk overwicht op mensen, zijn diplomatieke gaven en tact, heeft men tijdens zijn ziekte waarschijnlijk nooit aangedrongen op zijn aftreden als commissaris. Zijn opvolger op de bank werd gezocht onder de leden van het departement, maar het moest wel iemand zijn met dezelfde (niet genoemde) politieke kleur als Gerritsen. Commissaris J. Schuurbeque Boeije, tevens burgemeester van Zierikzee, maakte, achteraf, bezwaar tegen deze politieke benoeming. Voorzitter Du Croo was het in principe met hem eens, maar omdat de laatste tijd zoveel mensen van een bepaalde politieke richting 'steeds naar voren werden gebracht' hadden de commissarissen het in dit geval beter geacht om hierin mee te gaan. Hieruit mogen we gevoeglijk con- 114. In het' dagelijks leven notaris. 115. Voor de niet-ingewijden: Het Eeuwfeestcomité organiseerde een eeuwfeest ter gelegenheid van het 1100-jarig bestaan van de stad. Het ontstaan van de stad in 849 berust overigens op een legende. Tot nu toe wijzen archeologische vondsten niet verder terug dan de elfde, hoogstens tiende eeuw. In 1248 werden cle stads rechten door Roomskoning Willem II (opnieuw) bevestigd. Zo vierde men in 199S het 750-jarig bestaan van Zierikzee als stad. 110

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 112