matig de deur voor klanten, omdat hij ze vanwege de service niet buiten kon
laten staan. Bovendien was de Boerenleenbank de hele dag open, waardoor men
later, begin 1957, overwoog de bank ook op de middagen open te stellen.120 Maar
zover was het nu nog niet. De nieuwe openingstijden werden op een bord aan
de voorgevel opgehangen. De neonreclame deed het ook nog en bij Philips
werd een prospectus aangevraagd in verband met TL-verlichting op kantoor dat
èn veel beter licht zou geven èn een stuk goedkoper was. De commissarissen
zouden voortaan alleen nog de zaterdagmiddagzittingen bijwonen. De boek
houder, tegenwoordig administrateur genoemd, verzorgde samen met zijn nieuwe
assistente mejuffrouw Versteeg, in dienst per 18 december 1955, de doordeweekse
zittingsdagen.
Voor al deze veranderingen werd een nieuw statuut opgesteld. I Iet nieuwe statuut
schermde zich meer dan het oude af van bemoeienissen of zeggenschap door het
departement. Zo had de stichting volgens artikel 2 een eigen, geheel van dat van
anderen afgescheiden vermogen, en volgens artikel 4 deed het bestuur van de bank
een bindende voordracht van twee personen voor elke vacature aan de ledenver
gadering van het departement. Artikel 6 meldt dat tot bestuurder gekozen kunnen
worden: 'meerderjarige ingezetenen van een der gemeenten op Schouwen en
Duiveland in het volle genot hunner burgerlijke rechten', wat dus betekende dat
toekomstige bestuurders geen lid meer hoefden zijn van het departement. Ook
het vaststellen van de reglementen van de bank geschiedde voortaan door het
bestuur van de bank, met inachtneming van de statuten. Maar het bestuur van het
departement bleef wel het beroepsorgaan in geval van een conflict tussen bank en
inlegger. Over de beleggingen door de bank zeggen de statuten dat het beleggen
in aandelen uitgesloten was. Obligaties, onroerend goed, hypotheken tot geen
hoger bedrag dan tweederde van de door deskundigen geschatte waarde, en
onderhandse leningen aan Nederlandse publiekrechtelijke lichamen of in onder
handse leningen aan onder andere Nederlands-Indië. Dat laatste was eind 1955
een opmerkelijk statement. Indië was immers al enige tijd Indonesië.
Als het reservefonds een hoogte bereikte van 15 procent van de totale schuld aan
inleggers, dan mochten er subsidies worden verleend aan instellingen van algemeen
nut. Nooit mocht men overgaan tot het verlenen of toezeggen van vaste, jaarlijkse
terugkerende bijdragen. Mocht de bank zichzelf ooit opheffen dan zou het bank
saldo dat resteerde nadat aan alle verplichtingen was voldaan, vervallen aan het de
partement. Maar toekomstige statutenwijzigingen zouden worden voorgelegd aan
het Bondsbestuur en daarna ter bekrachtiging aan het bestuur van de bank. Dit laatste
hield dus in dat het departement in de toekomst buitenspel zou komen te staan.
Een protest van die kant is niet terug te vinden in de notulen van de bank en in
maart 1956 kon de voorzitter van de raad meedelen dat de nieuwe statuten na
goedkeuring door het departement naar de drukker konden. Nu leek het er al langer
op dat de oude tegenstellingen tussen bank en departement waren gesleten. De
bank was bepaald niet zo krenterig meer als vroeger. Zo kreeg het departement
jaarlijks 600 gulden, de Nutsbibliotheek 450, de Nutskleuterschool 1000, de
Technische school in 1956 500 gulden. Verder keerde men nog een beurs uit van
1000 gulden en een aanvullend pensioen van 500 gulden. Alles bij elkaar toch
ruim 4000 gulden aan subsidies. Ondanks de dure tijden waarin de bank ook de
hofsteden moest opbouwen.
120. Volgens de heer A.Boogeri (1922) hield de Zierikzeese Boerenleenbank toen kantoor ten huize van kassier
Vermaal in het pand op de hoek van de Melkmarkt en de Schuithaven.
115