men alsnog de rente halfmaandelijks te gaan berekenen. De commissarissen werden sowieso steeds kiener, want toen men enige tijd later bij geruchte vernam dat de Rijkspostspaarbank de rente wilde verhogen, besloot men onmiddellijk de concurrent voor te zijn door twee weken voor hen een renteverhoging per 1 januari 1957 aan te kondigen. Van de Boerenleenbanken was al bekend dat ze de rente verhoogden, maar van hen had men niet zoveel concurrentie te duchten: 'zij blijven op eigen terrein'. De bestedingscrisis van 1957-1958 Medio maart 1957 bereikte het inleggerstegoed een totaal van ruim vier miljoen. Een groei met 1 miljoen over de afgelopen twee jaar, waaraan de tamelijk forse loonsverhogingen in die periode, de eerste na de oorlog, debet waren. De bank zelf meende dat de voortdurende reclame- en propaganda-activiteiten zoals de stand op de ZIMITO-beurs destijds, voor deze groei verantwoordelijk waren. Daarom oveiwoog men om voortaan regelmatig op een vaste plek op de voor pagina van de Zierikzeescbe Nieuwsbode te adverteren. Maar verder bleef men zuinig. In zekere zin niet onverstandig, want de overheid nam na de voorafgaande loongolf bestedingsbeperkende maatregelen die een korte en zeker voor de bank pijnlijke recessie veroorzaakten. Maar om daarvoor het voorstel aan te houden met kerstmis een kerstkrans aan te bieden aan het onderwijzend personeel dat zich altijd belangeloos inzette voor het schoolsparen, leek wel erg bangelijk. Ook op een vraag van de thesaurier om de ongezellige wachtkamer wat aan te kleden - het vloerkleed was bijvoorbeeld versleten - wilde men niet verder gaan dan de aanschaf van wat tijdschriftabonnementen. Men deed wel mee aan het geschenk voor de Nederlandsche Spaarbankbond die in 1957 haar vijftigjarig bestaan vierde. De bedoeling was dat alle aangesloten banken tezamen 50.000 gulden zouden bijeenbrengen in een fonds, waarvan de rente zou worden aangewend ten behoeve van personeelsleden en hun gezinnen bij ziekte, studie of andere sociale doelstellingen. Het was een sympathiek, maar vooral verrassend initiatief van de Spaarbankbond omdat juist in de voorafgaande jaren een begin was gemaakt met de opbouw van het later zo geroemde sociale verzekeringsstelsel, met als kroonjuweel de AOW. die vlak daarvoor in 1956 was ingevoerd. De Algemene Weduwen - en Wezenwet (AWW) was in voorbereiding. Maar misschien is het teveel wijsheid achteraf om het initiatief om deze reden overbodig te noemen. Anderzijds leken de spaarders de veranderende tijdgeest wel te onderkennen. Men nam massaal geld op. Uit artikelen in bijvoorbeeld Economisch-Statistische Belichten blijkt dat financiële specialisten signaleerden dat het sparen inderdaad van karakter veranderde door de invoering van de sociale voorzieningen. Geld opzij leggen voor de lange termijn, zoals voor ziekte en de oude dag werd minder noodzakelijk en vervangen door het zogenaamde 'doel- sparen', dat wil zeggen sparen voor een duurzaam gebruiksartikel, een vakantie reis of huwelijk. De Nutsspaarbank was in elk geval door deze ontwikkeling in de loop van 1957 gedwongen steeds meer geld te lenen bij De Nederlandsche Bank. Als onderpand deponeerde men hiervoor als vanouds effecten. Maar die waren nogal in waarde gedaald, zodat men bij gedwongen verkoop een verlies zou lijden van drie ton. Nu verkocht men in principe nooit effecten, maar omdat men bang was met de publicatie van de balans en exploitatierekening de klanten te veront rusten. besloot men met ingang van 1 januari 1958 de effecten op aankoopwaarde te gaan waarderen met een maximumkoers van 100 procent. Een oud voorstel van de accountant, dat nu eindelijk werd overgenomen. De koers van de effecten daalde, terwijl de rente op de geld- en kapitaalmarkt steeg. 117

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 119