singen en uitlotingen komend jaar. Hierover kon men geen zinnige uitspraak doen,
maar men berichtte De Bank dat men van plan was effecten te verkopen, maar niet
op het eind van het lopende jaar, want tegen de jaarwisseling, wist Heering, vertonen
de koersen altijd een dalende lijn.
1957 bleek achteraf een van de moeilijkste jaren in de geschiedenis van de bank.
Aan het eind van het jaar besloot men het hele effectenbezit te liquideren en daar
voor vastrentende fondsen van 6 procent te kopen. De Nederlandsche Bank werd
gevraagd of zij de effecten wilde verkopen en wat haar voorwaarden waren. De Bank
antwoordde per omgaande dat zij zich niet met dit soort activiteiten bezighield.
De Spaarbankbond toonde begrip voor de moeilijke positie van de bank. Ze advi
seerde nog even te wachten met verkoop van de effecten, omdat begin 1958 net
zoals in de eerste maanden van 1957 mogelijk een inlegoverschot zou ontstaan.
Bovendien verwachtte men eerder een rentedaling dan een rentestijging en in
geval van het eerste zou de koers van de effecten waarschijnlijk stijgen. Maar mocht
de bank gedwongen zijn effecten te verkopen, dan kon men het beste eerst de
stukken 3 procent Nederland 1962/64 van de hand doen. Uit de brief van de
Spaarbankbond bleek ook dat cle meeste banken een hypotheekrente hanteerden
van 5,5 tot 6 procent, maar omdat men in Zierikzee deze rente pas verhoogd had
tot 5 procent, wilde men niet opnieuw tot verhoging overgaan. De adviezen van
de Spaarbankbond werden in dank aanvaard en men besloot de ontwikkelingen
in de eerste maanden van het nieuwe jaar af te wachten. Ondanks cle krappe kas
werd ouder gewoonte aan het eind van het jaar 600 gulden overgemaakt op de
rekening van het departement en 250 gulden op die van de Technische School.
Een klein jubileum en een grote meevaller
Het jaar 1958 begon feestelijk met een koninklijke onderscheiding voor de presi
dent van de raad van commissarissen mr. C.J.B. du Croo. De kaspositie herstelde
zich inderdaad. Vergeleken met eind 1957 werd er al enige tijd meer ingelegd dan
opgenomen. Maart 1958 bleek bij de jaarafrekening over het voorafgaande jaar
ondanks alle financiële perikelen toch nog een winst te zijn gemaakt van ruim
29.000 gulden. Het effectenbezit was vergeleken met 31 december 1956 met twee
ton toegenomen en de hypotheken met 19.000 gulden. De post 'leningen' daar
entegen was afgenomen met 18.000 gulden. Maar alles bij elkaar gaven deze cijfers
de commissarissen voldoende reden tot tevredenheid, ondanks het feit dat het
totale inleggerskapitaal met een paar ton was afgenomen en de schuld bij De
Nederlandsche Bank was opgelopen tot ruim 350.000 gulden. De voorzitter ver
woordde de opluchting bij alle commissarissen toen hij zei dat deze cijfers hem
alleszins meevielen, zeker toen bleek dat door de nieuwe waarderingswijze van
cle effecten de reservepot was aangegroeid van 284.000 tot ruim 600.000 gulden.
De gepresenteerde cijfers maakten in elk geval duidelijk dat er voorlopig geen
aanleiding bestond om de effectenportefeuille te liquideren. Vooral niet omdat,
zoals gehoopt, de rente inderdaad daalde en de waarde van de effecten steeg.
Voor de zekerheid sloot men zich wel aan bij het Coöperatief Beleggingsfonds.
Men durfde zich zelfs in den lande weer te vertonen, want alle commissarissen,
inclusief administrateur De Regt, besloten voor twee dagen naar Nijmegen af te
reizen voor de jaarvergadering van de Spaarbankbond. Een kleine dissonant bij
het herwonnen zelfvertrouwen was de standvastige weigering van de Christelijke
School om aan het schoolsparen mee te doen.125 Vooral voor de thesaurier was het
125. In het begin (in elk geval in 1917) had de Christelijke lagere school wel meegedaan, zie eerdere voetnoot.
120