pijnlijk als hij dagelijks de 'grote schare bij elkaar zag'. Misschien dat het besluit
om in navolging van de 'commerciële banken', voortaan op Goede vrijdag en
Paaszaterdag te sluiten, de christelijke plaatsgenoten milder zou stemmen. In elk
geval werden alle kinderen wel bij hun geboorte bereikt, want na raadpleging van
de burgerlijke stand kregen zij een folder met een echte cent toegestuurd en wan
neer men de bon vervolgens invulde en opstuurde werd er een boekje cadeau
gedaan met een eerste inleg van 2,50 gulden. Er was overigens een Jeugdspaarwet
in de maak voor werkende jongeren van vijftien tot en met twintig jaar, de zoge
naamde Zilvervlootspaarrekening, en een Spaarregeling voor ambtenaren. De Rijks
postspaarbank en in mindere mate de Boerenleenbanken bleken steeds weer de
grootste concurrenten, vooral op het terrein van het jeugdsparen. Zij dwongen de
Nutsspaarbank herhaaldelijk met hun renteverhogingen mee te gaan, zoals najaar
1958 toen de rente werd verhoogd tot 3,25 procent. Uit de discussie hierover werd
duidelijk dat de jonge spaarder maar maximaal 200 gulden per jaar mocht sparen.
Per 1 januari 1959 zouden er overigens nieuwe spaarzegels worden ingevoerd.
Uit de jaarafrekening over 1957 bleek dat thesaurier J.J. Stols zijn salaris niet had
opgenomen in verband met de precaire kaspositie. De Commissarissen, die hiervan
in eerste instantie niet op de hoogte waren, besloten hem met terugwerkende
kracht alsnog uit te betalen en gezien zijn grote inzet zijn salaris met ingang van
1 januari 1958 zelfs te verhogen tot 1200 gulden per jaar. De schuld bij De Neder-
landsche Bank was eind 1958 helemaal afgelost. Hier stond wel een lening van
100.000 gulden bij het Coöperatief Beleggingsfonds tegenover, maar onder gunstiger
voorwaarden dan bij De Bank.
Bij de bespreking van de jaarstukken over 1958 was voor het eerst administrateur
De Regt aanwezig. Vroeger werd de boekhouder pas op het eind van die bespre
king binnengeroepen om hem te bedanken voor zijn inspanningen maar omdat,
volgens thesaurier Stols, De Regt toch de grootste bijdrage had geleverd aan het
opmaken van de jaarrekening was het logisch hem ook de toelichting te laten
geven. Het grootste verschil met één jaar daarvoor was de verdwijning van de
schuld aan De Nederlandsche Bank. Aan het reservefonds kon 25.000 gulden
worden bijgeschreven. Men vond het overigens de hoogste tijd worden voor een
soort kopieermachine. De Regt moest alles in zoveelvoud uittypen. De aanschaf
van een boekhoudmachine zoals die bij Zeelandia in gebruik was, werd eveneens
overwogen, maar vooralsnog schrok men terug voor de aanschafprijs van ruim
3000 gulden. Bij de bespreking van de jaarrekening kwam het honderdveertigjarig
bestaan van de bank ter sprake. De thesaurier meende dat dit 12 of 16 mei zou
zijn, maar beloofde het na te kijken. Uiteindelijk bleek het 10 mei te zijn, maar dat
viel op een zondag. Als alternatief voor een feestje dacht men aan een traktatie
voor de schoolkinderen in Zierikzee. Maar na enige discussie realiseerde men zich
dat de bank op het hele eiland actief was zodat de kinderen buiten Zierikzee
moeilijk overgeslagen konden worden en dat werd te duur. Men besloot daarom
alleen de administrateur een gratificatie te geven van 150 gulden en mevrouw
Loof, die mevrouw Versteeg met ingang van 1 oktober 1957 was opgevolgd tegen
een salaris van anderhalve gulden per uur, vijftig gulden.12" Het bestuur vierde het
jubileum met een etentje met de dames in restaurant Mondragon.12"
126. Mevr. Loof werkte voor halve dagen.
127. Later zouden bijna alle feestelijkheden en recepties van de bank in restaurant Mondragon gehouden wor
den. Mondragon was bezit van Zeelandia. oftewel de familie Doeleman, die natuurlijk nauw met de bank
verbonden was.
121