Maandagmiddag 16 oktober 1961 kwam men in spoedzitting bijeen om een hypo-
theekaanvraag te behandelen van de woningbouwvereniging Beter Wonen die
29 premiewoningen wilde bouwen en daarvoor ongeveer 450.000 a 475.000 gulden
nodig dacht te hebben.136 De gemeente Zierikzee stond garant voor rente en aflossing.
De bouwtijd was één jaar. Het bedrag zou in termijnen moeten worden betaald,
bijvoorbeeld 40.000 gulden per maand. Dit bedrag stemde bijna overeen met het
maandelijkse spaaroverschot dat de bank binnenkreeg, althans het laatste jaar. Het
gemiddelde over de afgelopen drie jaar lag een stuk lager. De looptijd van de
lening zou 30 misschien 40 jaar bedragen en de rente waarschijnlijk 4,25 procent.
Men wilde bij de Bank Nederlandse Gemeenten informeren wat die in een derge
lijk geval berekende. Tijdens de daaropvolgende vergadering bleek dat deze bank
zelf interesse had om de lening te verstrekken tegen dezelfde rente maar met een
looptijd van vijftig jaar. Voor sommige commissarissen die het toch al een erg grote
brok voor de bank vonden, een goed excuus om ervan af te zien. J. Coumou,
voorzitter van de vereniging Beter Wonen, was toevallig tijdens deze vergadering
aanwezig als lid van de bouwcommissie van de bank.137 Hij stelde dat zijn vereni
ging liefst zaken deed met de Nutsspaarbank en hij vermoedde daarom dat men
eventueel ook genoegen zou nemen met een iets kleinere lening van bijvoorbeeld
430.000 gulden. Daarbij meende hij de commissarissen eraan te moeten herinneren
dat zijn club een niet onaardige som geld bij de bank had uitstaan. Een bedrag
van ongeveer twee ton dat zou kunnen blijven groeien als men het op de bank
liet staan. Nadat commissaris Van der Straaten verzekerde dat men via het water
schap Schouwen-Duiveland altijd nog geld kon bijlenen tegen een iets lagere
rente dan men zelf vroeg aan Beter Wonen, ging men overstag en leende de
vereniging 430.000 gulden tegen een rente van 4,25 procent met een looptijd van
50 jaar. Later bleek er toch nog een misverstand te bestaan over de gestelde voor
waarden. Volgens de commissarissen was er afgesproken dat Beter Wonen de totale
lening ineens op zou nemen tegen een rente van 4,25 procent en zou storten op
een spaarbankboekje waarover 3,5 procent rente vergoed werd. Coumou dacht
afgesproken te hebben dat de rente eerst inging wanneer zijn vereniging een
bedrag opnam. Hij was en bleef de enige die de laatste interpretatie verdedigde
en moest zich dus noodgedwongen neerleggen bij het meerderheidsstandpunt.
Een paar maanden later besloot men alle hypotheekgevers te verplichten jaarlijks
2 procent van het oorspronkelijke bedrag van hun hypotheek af te lossen. Uiteinde
lijk waren de commissarissen toch bang dat deze maatregel kwaad bloed zou zetten
en het voorstel werd weer ingetrokken, in die zin dat de verplichte aflossing voor
nieuwe hypotheken gehandhaafd bleef. De bank ging nooit verder in het nemen
van een hypotheek dan voor tweederde van de getaxeerde executiewaarde, de
Raiffeisenbank138, die men langzamerhand toch als de grootste concurrent was gaan
zien, durfde tot 90 procent te gaan. Anderzijds legde de voorzichtige beleggings-
politiek de bank geen windeieren, want over 1961 kon opnieuw een hogere winst
worden genoteerd van 43.000 gulden.
136. Zie voetnoot 118.
137. Deze woningen waren vooral bedoeld voor werknemers van Zeelandia en commissaris Doeleman was daar
van, zoals bekend, de directeur. J. Coumou was ook werkzaam bij Zeelandia, zie ook vorige voetnoot. Hij was
lid van de bouwcommissie op voorspraak van Doeleman. Coumou was een erkende autoriteit op het gebied
van vormgeving en bouwzaken, waarvoor hij ook binnen Zeelandia verantwoordelijk was.
138. In de volksmond maar ook door de commissarissen werd nog jarenlang gesproken over de Boerenleenbank.
128