De Deltagroep
Ondanks het feit dat ook de andere banken op Schouwen-Duiveland spaarbanken
werden, bleef de Nutsspaarbank groeien. In feite sprongen alle banken er goed
uit doordat met de invoering van het girale betalingsverkeer het totale klantenbestand
natuurlijk enorm werd uitgebreid. Zo steeg het balanstotaal van de spaarbanken
in Nederland van ruim vijf miljard in 1965 naar meer dan acht miljard in 1970.,w
Toch daalde het marktaandeel van de spaarbanken in het totale spaartegoed in
diezelfde periode van 27 naar 24,7 procent en in 1983 was dat zelfs al terugge
lopen tot 17,5 procent. De Nutsspaarbank was van huis uit een gezinsbank en
toen de welvaart eind jaren zestig, begin zeventig aanmerkelijk toenam, trok men
daar onmiddellijk profijt van. In juni 1967 telde men ongeveer 5000 spaarders met
een totale inleg van ruim zeven miljoen gulden. Dit was een relatief forse vermeer
dering vergeleken met I960 toen 3845 spaarders tezamen 4,7 miljoen inlegden. In
1970 waren die cijfers en vooral de groei nog spectaculairder toen 6423 spaarders
in totaal 12,3 miljoen gulden van de bank tegoed hadden. Toch bezon een aantal
Nutsspaarbanken zich. gezien de toenemende concurrentie, op inniger samen
werking. Vos bezocht eind 1967, begin 1968 een aantal vergaderingen van de
zogenaamde Deltagroep. Dit was een samenwerkingsverband van alle Nutsspaar
banken in Zuidwest-Nederland. Het initiatief was uitgegaan van de Spaarbank te
Rotterdam. Van de Deltagroep waren alle Nutsspaarbanken op en onder de lijn
Delft, Gouda, Dordrecht en Zeeland lid, aangevuld met een aantal andere banken.
Ze wilden een gezamenlijk dienstenpakket kunnen aanbieden in reactie op het
toenemende fusiegeweld onder de andere banken. Alle leden van de Deltagroep
waren aangesloten bij de Spaarbankbond. Een verdergaande samenwerking of
overname was volgens Vos niet nodig omdat de Nutsspaarbank alle diensten kon
verlenen waar de cliënten behoefte aan hadden. De neiging om tot stringentere
samenwerking te komen was bij de Zierikzeeënaren ook minder groot, omdat alle
andere instellingen voor hen slechts over water bereikbaar waren. Later werd wel
een 'gedeeltelijke' overname in verband met de opkomst van het elektronisch
betalingsverkeer noodzakelijk. Maar financieel heeft de noodzaak volgens Vos
nooit bestaan. Het eigen vermogen was ruim voldoende, vaak tot twee keer het
bedrag dat De Nederlandsche Bank in casu de Wet Toezicht Kredietwezen vereiste.
Deze reserve is een bepaald percentage van het balanstotaal, gemiddeld 5 procent.
Nieuwe gezichten, nieuwe diensten
Vanwege de toenemende werkzaamheden en de regelmatige absentie van De Regt
moest er minstens één nieuwe administratieve kracht bijkomen die in voorkomende
gevallen Vos kon vervangen, liefst met een boekhoudopleiding en de bereidheid
om speciale bankcursussen te volgen. Een advertentie in de Zierikzeesche Nieuws
bode leverde aanvankelijk niets op en moest twee keer herhaald worden, tegelijk met
een advertentie in Bondsspaarbanken. Het bleek niet mee te vallen. Verschillende
kandidaten haakten af in verband met de in hun ogen te lage honorering. Maar
tijdens de bestuursvergadering van vijf november 1968 kon Vos meedelen dat hij
een geschikte kandidaat had gevonden in de persoon van A.J. Deurloo.
Ton Deurloo (1951) komt uit Bruinisse en behoort kerkelijk tot de Gereformeerde
Gemeenten in Nederland. Hij is altijd in Bruinisse blijven wonen. Deurloo's vader was
aannemer, maar voor zijn zoon zag hij meer in een carrière bij de belastingdienst
158. Wanneer we kijken naar de wat langere termijn, dan zien we tussen 1950 en medio 1983 het totale spaarte
goed in Nederland met een factor twintig toenemen. Deze toename was veel groter dan de stijging van de
prijzen in die jaren, die zich in diezelfde periode vervijfvoudigden.
148