Wit .t.f.n en Kunnen Spaeen I8i9-i848 De Maatschappij tot Nut van i Algemeen In de dagen dat doopsgezind predikant Jan Nieuwenliuijzen in 1784 de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen oprichtte, maakte de Republiek der Verenigde Nederlanden roerige tijden door.2 De economie was geruïneerd door een verloren zeeoorlog tegen de Engelsen en de al generaties bestaande onvrede van opstandige burgers tegen de autocratie van stadhouder en regenten bereikte een climax. In talloze pamfletten eisten de patriotten, zoals de opstandige burgers zich noemden, maat regelen tegen de economische malaise en deelname aan het landsbestuur. Ze voelden zich gesterkt door het succes van de Amerikaanse onafhankelijkheids strijders die geïnspireerd door dezelfde verlichtingsidealen hadden gevochten voor hun democratische republiek. Niet het gezag van anderen mocht nog langer de toon aangeven maar het eigen denken en eigen onderzoek. Er was in de loop van de achttiende eeuw groot vertrouwen gegroeid in het menselijke kunnen. De natuurwetenschappen bloeiden. Op levensvragen kwamen niet meer uitsluitend door hogere machten gedicteerde antwoorden. God was de schepper van de wereld maar dat liet onverlet dat de mens zelf verantwoordelijk was. Wanneer hij zich door rede of verstand liet leiden, ontstond er vanzelf een gelukkige samen leving. Redelijk denken leerde ook dat mensen van nature vrij en gelijk waren, met een aangeboren besef van goed en kwaad. Maar na de onverwacht ruwe ver taling van deze beschaafde idealen in de praktijk van de Franse revolutie, durfde de verlichte burger niet uitsluitend te vertrouwen op het normbesef of de kracht van de rede onder de massa van de bevolking. Het leek niet onverstandig de gewone man in een sfeer van verdraagzaamheid, geestelijke vrijheid en vaderlands liefde door onderwijs en cultureel vermaak vertrouwd te maken met de voort brengselen van de burgerlijke beschaving. Jan Nieuwenbuijzen (1724-1806), doopsgezind theoloog, op 60 jarige leeftijd oprichter van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. De burgerij zelf had zich vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw steeds meer gedistantieerd van de heersende adellijke cultuur met zijn Frans-hoofse omgangsvormen. Ze richtte zich op de ontwikkeling van een eigen burgerlijke cultuur waarin nut, ontwikkeling en burgermansfatsoen voorop stonden. In na volging van vooral Engels voorbeeld werden vanaf de jaren zeventig tal van lees- 2. De officiële naam bij de oprichting was: Het Genootschap van Kunsten en Wetenschappen: tot Nut van 't Algemeen. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 15