teerde dit in een belangrijke verbetering van de winst. De geldautomaat leverde de eerste negen maanden van 1991 bijna 13-000 gulden provisie op en men vlaste nu op de mogelijkheid van internationaal gastgebruik. De opkomst van het elektronische betalingsverkeer was voor de buitenwacht een indicatie dat althans een gedeeltelijke overname door een grotere partner onontkoombaar was. Directie en commissarissen twijfelden echter geen moment aan een zelfstandig voort bestaan. Financieel gesproken bestond er immers geen enkele noodzaak tot samengaan. Het eigen vermogen was ruim voldoende, vaak tot twee keer het bedrag dat De Nederlandsche Bank, in casu de Wet Toezicht Kredietwezen, vereiste. Het bedoelde eigen vermogen, gemiddeld 5 procent van het balanstotaal, werd door de Zierikzeeënaren ruim gehaald. Toch waren er signalen voor het slinkend aantal zelfstandige spaarbanken, dat bepaalde zaken onomkeerbaar veranderden. De concurrentie werd steeds scherper. In 1974/75 waren de gezamenlijke Bonds spaarbanken nog de grootste partij op cle spaarmarkt, sindsdien had men een steeds forser deel van die markt verloren aan de Rabobank en de Rijkspost spaarbank. Eind 1989 ontstond er zelfs een conflict rond het gebruik van het bekende logo met de S met de VSB Bank, die dit beeldmerk uiterlijk 1 januari 1993 beloofde op te geven. Het gemeenschappelijke opleidingsinstituut van de Bondsspaarbanken moest eind 1993 haar deuren sluiten en ook de interne accountantsdienst van de Nederlandse Spaarbankbond trok zich terug. Deurloo wijt deze ontwikkelingen voor een belangrijk deel aan een falend beleid van de Spaarbankbond, dat er niet in slaagde een gemeenschappelijke strategie te ont wikkelen. Een vergelijkbare organisatie als de Duitse Sparkasse deed het wat dat betreft veel beter, maar in Nederland bezaten de verschillende directies een te grote autonomie. Dat liet onverlet dat door het uiteenvallen van de Bond de rol van de externe accountant belangrijker werd en het toezicht van De Nederlandsche Bank strenger en intensiever. Een volgend keerpunt was de integratie, begin negentig, van de Bank der Bonds spaarbanken (BdB) in de SNS Bank. Zierikzee was daardoor gedwongen met de SNS Bank een afnameovereenkomst aan te gaan voor facilitaire diensten. Natuurlijk behield men de vrijheid deze overeenkomst, geldend voor een periode van drie jaar, zonder boeteclausule op te zeggen, maar voor de goede verstaander was het duidelijk dat er geen weg terug was. Vrouwen en geld Het was midden in deze snel veranderende tijden dat algemeen-directeur F.K. Vos zijn naderende Vut aankondigde. Ter gelegenheid van het aantrekken van een opvolger werd Deurloo als financieel-directeur uitgenodigd voortaan de vergade ringen van de raad van commissarissen bij te wonen. Het belangrijkste agenda punt tijdens Deurloo's eerste vergadering op 3 oktober 1991 was het aantrekken van een nieuwe commerciële directeur. De Nederlandsche Bank had eerder in een brief aan de Nutsspaarbank gewezen op de principiële gelijkwaardigheid van beide directiefuncties, impliciet doelend op de bestaande salarisverschillen tussen de zittende directeuren. Na twee sollicitatierondes kwam mevrouw L.M.J. Sterenborg- Pinxt (Geulle 1954), sinds 1988 rayondirecteur van de VSB Bank in Heemskerk, als beste kandidaat naar voren. Ze werd per 1 juni 1992 benoemd als commercieel directeur. Mevrouw Sterenborg voelde zich vooral tot haar nieuwe functie aange trokken, omdat het ging om een puur commerciële functie bij een zelfstandige bank, wat betekende dat ze als directeur ook beleidsmatig bezig kon zijn. 'Bij de VSB was ik een van de ongeveer 100 rayondirecteuren, in Zierikzee zou ik 173

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 175