wijl hij op de rand van het bureau ging zitten. Ondanks dat hij vanachter zijn bureau over de werkers beneden presideerde, stond hij voor het gevoel van de meeste toch tussen hen in. Hij was overigens regelmatig uithuizig. De meerderheid voelde zich op zijn gemak bij de traditionele rolpatronen, waarbij een nieuwkomer langdurig door een oudere collega in de bankgeheimen werd ingewijd. Stap voor stap van onderop begeleid, als een gezel door de meester. Onder het bewind van de nieuwe commerciële directeur beweerden nieuwkomers met wat diploma's op zak al na één dag dat ze het allemaal al wisten, aldus een oudere medewerkster. De relatie tot de raad van commissarissen veranderde ook. Velen herinnerden zich nog de oude Doeleman die zo goed kon speechen of de oude Stols, een groot wijnkenner, die altijd acte de présence gaven bij recepties ter gelegenheid van jubilea en dergelijke. Geleidelijk aan verdween het imago van het gezellige bankje met de bekende mensen, waar je in Zeeuws dialect je bood schap kon doen. Want ook het cliëntenbestand veranderde. Onder de mensen met hogere inkomens die de bank vanaf de jaren negentig als klant binnenhaalde, zat veel import van buiten Zeeland. Anderzijds was het ook waar dat de concur rentie harder werd doordat oude zekerheden wegvielen. Zeelandia belde altijd om voor elke nieuwe werknemer een salarisrekening te openen. Op een gegeven moment gebeurde dat helaas niet meer, zoals ook bedrijven niet langer vanzelf sprekend voor altijd bij dezelfde bank blijven. Ze worden nu door hun accoun tants gewezen op interessante prijsverschillen. Vandaar dat mevrouw Sterenborg, de nieuwe commercieel-directeur, zich realiseerde dat men zich met het oog op de toekomst moest gaan richten op een breder publiek: vooral bedrijven. Met een marktbewerkingsplan wilde ze de commerciële activiteiten die slechts rudimentair ontwikkeld waren, body geven. Nieuwe producten invoeren en verkopen, alert zijn op trends en marktbewegingen van de concurrentie waren noodzakelijk. Een zelfstandige toekomst en een nieuw imago Tussen willen en kunnen gaapt zoals bekend vaak een zekere kloof. In een interne nota Enige aanzetten voor beleid van maart 1993 constateerde de directie dat een aanzienlijk deel van de geldstroom op Schouwen-Duiveland via de Nutsspaarbank verliep, maar ook dat de hypotheekverstrekking de belangrijkste bestaansgrond van de bank was èn bleef. Terrein veroveren op de concurrentie was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Bovendien bezonnen ook zij zich voortdurend op mogelijk heden om hun marktaandeel uit te breiden. Het gevolg was dat de Nutsspaarbank zich opnieuw beraadde op de eigen positie. De uitdrukkelijke wens van de raad van commissarissen om de zelfstandigheid te bewaren werd nog steeds onder schreven, maar een sterkte-zwakte analyse leerde dat er aan de professionaliteit van het bedrijf dan toch wel het een en ander verbeterd moest worden. Het werkgebied van de bank was tenslotte niet groot en de bevolking, toen onge veer 32.000 inwoners, groeide nauwelijks. Men was afhankelijk van leveranciers van noodzakelijke bankproducten en er werd ook geen volledig dienstenpakket geleverd. De zakelijke markt werd te weinig bediend en voor het publiek was men vooral een spaarbank. Mede door onvoldoende deskundigheid bij het per soneel waren de adviesmogelijkheden van de bank beperkt. Het personeel was ook weinig geporteerd voor vernieuwingen en de onderlinge werkverdeling was volgens de directie niet optimaal. Belangrijkste moraal van het verhaal was en bleef dat de zakelijke dienstverlening versterkt moest worden. Een nieuwe nota, een paar maanden later, onderstreepte dit nog eens. 176

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 178