de horecasfeer, en jonge ondernemers binnen te halen. Eind jaren negentig liepen er zo'n zestig a zeventig rekening-courantkredieten tot ongeveer een half miljoen gulden, maar ook een aantal van over het miljoen. Toch zien we als bankmensen ook de achterkant van de schone schijn. Er is heden ten dage (eind jaren negen tig C.W.) veel verborgen armoede. Ooit had ik maatschappelijk werkster willen worden en in een bepaald opzicht doe ik nu ook sociaal werk. Ik regel op ver zoek bankzaken voor ouderen die hun partner verloren hebben. En bij oude klanten ga ik zelfs een borrel drinken. In die zin zijn we toch een bank gebleven van de kleine luiden. Van de oudere klanten weet ik ook nog welk geloof ze hebben, net als van de collega's. Streng gereformeerde klanten zal ik bijvoorbeeld nooit een levensverzekering proberen te verkopen. Vanuit hun optiek is het leven niet te verzekeren. Als het je tijd is, dan is dat de wil van God. Bovendien zorgt men voor elkaar, zoals men ook bij de andere pool van het leven geen kraamhulp nodig heeft, dan komt men via de kerk wel helpen. De meeste klanten komen uit Zierikzee, Noordgouwe, Nieuwerkerk en Brouwershaven.' Strikt vertrouwelijk Mevrouw Sterenborg-Pinxt kwam, als nieuwe commercieel directeur en opvolger van Vos, naast financieel directeur Deurloo meteen in het zogenaamde Spaarbank- overleg, een overleg, in 1992, van de laatste zestien zelfstandige spaarbanken, ver enigd in de Nederlandse Spaarbankbond. 'Een aantal banken wilde toen al overstappen naar een grotere partner. De raad van commissarissen, Ton Deurloo en ik vonden dit op dat moment prematuur. Wij zagen goede overlevingskansen voor onze bank, maar dan moesten we als Spaar- bankoverleg wel samen blijven. Maar toen vervolgens de een na de ander vertrok, gingen we ons vizier steeds meer op samenwerking richten. We hadden het nog wel een aantal jaren kunnen redden, maar veel zaken zoals rond het automatische betalingsverkeer moesten we toen al uitbesteden en dat zou in de toekomst, met de komst van de chipknip en de euro, alleen maar meer worden, waardoor we simpelweg te afhankelijk dreigden te worden van onze zakelijke partners. Eind jaren negentig konden we nog zelf kiezen. Het moment was gunstig. De winstcijfers over de afgelopen jaren waren goed en er was sprake van een sterke vermogens positie. Het werd uiteindelijk de SNS bank. Zij hadden buiten een kantoortje in Zeeuws-Vlaanderen geen filialen in Zeeland. Ze voelden er wel voor om uit te breiden met ons als lokaal hoofdkwartier. In tegenstelling tot de voorstellen van de VSB Bank, waar overigens altijd goede contacten mee hadden bestaan, bleven we binnen de SNS een eigen werkmaatschappij, een 100 procent dochter, die het commerciële beleid voor het grootste deel zelf kon bepalen en de vleugels in het Zeeuwse mocht uitslaan, zoals filialen openen in andere Zeeuwse steden. De Rabobank had ons ook wel gewild en toen ze kwamen praten was aanvankelijk alles mogelijk, maar uiteindelijk bleek dat we als bank zouden verdwijnen en dat ons kantoor aan het Havenpark alleen open zou blijven als kaskantoor. Met andere woorden een zelfstandig voortbestaan zat er bij hen niet in. Binnen VSB-verband hadden we willen samenwerken met de Bank voor Zeeland N.V. Deze bank (in Goes) had met de Nutsspaarbank gemeenschappelijk dat zij beide regionaal gebonden waren. Voor het publiek zou de associatie met deze grote retailbank ook makkelijker te accepteren zijn. De Bank voor Zeeland had zich bovendien in de loop der jaren sterker op de zakelijke markt geprofileerd dan wij en daarom vulden we elkaar goed aan. Met het kapitaal van Fortis op de achtergrond zou ook de normering voor grote, zakelijke financieringen veel ruimer worden. Maar 179

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 181