niet zo groot als later, toen dankzij de industrialisatie de sociale tegenstellingen
sterk toenamen en arbeid scherper tegenover kapitaal kwam te staan. Toch blijft
de vraag naar de sociale rol van de bank lang boven het verhaal hangen en keer
op keer zullen we de verzuchting van commissarissen tegenkomen dat de bank
als bank wel floreerde maar niet dankzij de kleine spaarders voor wie het allemaal
bedoeld was. Aan de intentie van de oprichters en hun opvolgers lag het zeker
niet, zoals ook te lezen valt in hun oproep aan de eilandbevolking.
Wel aan dan, Ingezetene van den midden stand binnen deze stad en Eilanden!
Iaat ul.(ieden) opwekken, om van dit middel ter bevordering van spaarzaamheid
en vlijtter wering van ondeugd en verkwisting, en ter voorkoming tevens van
menige verlegenheid in nood en armoede, en zoo tot ul.(ieden) wezentlijk geluk,
gebruik te maken. En ulieden onder onze Mede-Ingezetene, die eenigen invloed op
de mindere standen hebt, noodigen wij tevens uit, om dezelve met deze voor hun
heilzame inrigting bekend te maken, en tot het gebruiken derzelve aan te moedigen.
Waar en wanneer de Spaarbank zal kunnen ivorden geopend, zal nader worden
bekend gemaakt in de Zierikzeescbe Courant.
Er werden 200 reglementen gedrukt die aan het stadsbestuur, de rechtbank, de
schouten en predikanten op het platteland en de leden van het departement
werden toegestuurd. Voor de ambachtslieden, dagloners en dienstboden (zoals de
doelgroep omschreven werd) lagen 200 boekjes klaar. De dienstboden kregen in
die dagen naast kost en inwoning, meestal aan het eind van het jaar hun trakte
ment uitbetaald. De mevrouwen vroegen zich dan bezorgd af of de meisjes, die
immers geen geld gewend waren, hun goede centen niet over de balk zouden
gooien in plaats van voor een uitzet te sparen. De kleine ambachtslieden dachten
vooral aan 'een peerken voor de dorst', dat wilde in die tijd zeggen dat zij, wanneer
hun zoon een dienstplichtig nummer trok, een plaatsvervanger voor hem konden
betalen.
Maandag, spaardag
De commissarissen besloten tijdens de laatste voorbereidende vergadering van
3 mei de bank op maandag 10 mei 1819 's middags om twaalf uur te openen. Één
en ander werd bekend gemaakt via een advertentie in de Zierikzeescbe Courant
van dinsdag 4 en vrijdag 7 mei.13 De maandag zou voortaan ook aangehouden
worden als zittingsdag, 's Middags tussen twaalf en één uur kon men in een van
de kamers van het stadhuis zijn geld inleggen. De laatste maandag van de maand
was uitsluitend bestemd voor degenen die geld wilden opnemen.
De keuze voor de maandag was niet toevallig, 's Zaterdags ontvingen de meeste
arbeiders hun weekloon en zo kort na het weekend was de kans het grootst dat
nog niet alles er doorheen was gejaagd of opgemaakt. De minimum inleg was zes
stuivers of dertig cent. Verdere inleg kon alleen in ronde sommen van guldens of
stuivers. Bij de eerste inleg ontving de spaarder tegen betaling van twee stuivers een
spaarbankboekje waarin het bedrag meteen werd bijgeschreven. Vanaf 10 gulden
kreeg men een rente van 4 procent. Voor de berekening van cle rente werd uit
gegaan van cle saldi op vier peildata bij het begin van elk kwartaal. Dit betekende
dat wanneer men bijvoorbeeld in februari geld stortte, dit pas per 1 april ging
13- In 1819 kwam het aantal Nutsspaarbanken op 48. De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen telde datzelfde
jaar 124 departementen met 8929 leden. Vgl. J. Bruinwold Riedel, De Nutsspaarbanken in Nederland 1817-
1908 (z.pl. 1909).
20