De gegoede burgerij van het pittoreske Zierikzee ging graag in zee met de Nutsspaarbank. Voorjaar 1830 besloot men voor de 'min of meer gegoeden' die sommen inlegden boven de 100 gulden de rente te verlagen tot 3 procent. Tegelijkertijd behield men zich het recht voor deze spaarders te weigeren, of geen rente uit te betalen, omdat dit de bank zou kunnen benadelen, die niet was opgericht om deze categorie mensen te verrijken, aldus de notulen. Het leek er op of men de bui had zien aankomen. In augustus van datzelfde jaar braken er relletjes uit in Brussel die twee maanden later leidden tot een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van de Belgen. De koersen van de staatsobligaties kelderden en de gegoede spaarders vlogen naar de bank om hun tegoeden op te vragen. In de vergadering van 15 november 1830 bracht de pre sident een 'ongewoon en ongedacht punt ten onderwerpe'. Een van de spaarders eiste nog voor 1 december zijn tegoed op van 4000 gulden. Een ander wilde voor 'ultimo Januarij 1831' zijn 6000 gulden terug. De bank dreigde daardoor in grote problemen te raken, want de 'onvoorziene staatkundige gebeurtenissen hebben hooglijk ongunstig ingevloeid op den koers der effecten.' De bank zag zich nu voor het heikele probleem gesteld zo te handelen 'dat en clen deelhebbenden geene gegronde redenen tot onvergenoegdheid en den Spaarbank geen discrediet toege- bragt werd.' Na rijp beraad besloot men tot een beproefd vaderlands recept: er werd een commissie ingesteld. Zij kreeg als eerste opdracht te proberen de betrokken spaarders over te halen hun geld niet op te nemen. Wanneer dit mislukte, zag men zich gedwongen alle spaarders over de dan ontstane situatie in te lichten. De gevol gen hiervan zouden zich laten raden, zeker binnen zo'n kleine (eiland) gemeen schap als Schouwen-Duiveland, Mede dankzij dit verkapte dreigement ontsnapte de bank waarschijnlijk aan een faillissement, zoals elders wel gebeurde. Maar de heren spaarders uit Zierikzee bleken hun eisen te hebben gesteld. Volgens de notulen van 14 maart 1831 had een 'zekeren Mol' als voorwaarde voor het niet terugtrekken van zijn tegoed van 6000 gulden geëist dat de rente van 3,5 procent verhoogd werd tot 4 procent. De opgeluchte vergadering ging unaniem akkoord onder voorwaarde dat aan eenieder die hetzelfde zou vragen, dezelfde condities gegund zouden worden. De notulen zwijgen over een eventueel negatief of positief saldo over 1830, maar bekend is dat landelijk gezien de Nutsspaarbanken dat jaar gezamenlijk bijna een half miljoen gulden verloren op een totale inleg van ruim 2,3 miljoen. De schade in 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 26