Zierikzee moet meegevallen zijn, want in 1831 konden de boeken weer afgesloten
worden met een batig saldo van 317,51 gulden. Tijdens de vergadering van 30 april
1832 waarop het laatste cijfer werd bekend gemaakt, betreurde men het heengaan
van de initiatiefnemer en eerste president van de bank J.M. Moens. Zijn opvolger
gaf diezelfde vergadering te kennen wegens gezondheidsproblemen af te moeten
treden. De frequentie van vergaderen zakte door de jaren heen terug naar één keer
per jaar, meestal half maart. Deze jaarlijkse cyclus werd soms verbroken voor een
buitengewone vergadering, zoals op 13 augustus 1833. De koersen hadden zich
onlangs fors hersteld, zodat men aan ieder die dat wenste zijn inleg kon terug
betalen of de effecten laten verzilveren tegen de vigerende hogere koers. De jaren
daarna was er op de jaarlijkse vergaderingen weinig nieuws te melden. De stukken
werden goedgekeurd, de langzaam groeiende winsten bijgeboekt en zoals altijd
werd er verslag uitgebracht aan het bestuur van het Zierikzeese departement van de
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, zodat zij haar leden van het reilen en zeilen
van de bank op de hoogte kon houden.
Premies en voorschotten
In 1838 werd met algemene stemmen het voorstel aangenomen om een premie van
3 tot 5 gulden uit te reiken aan diegene wiens inleg 'de kenmerken van spaarzaam
heid dragende, het meest bij voortduring die van anderen overtrof, maar alleen
'onder die klassen voor welke oorspronkelijk de Bank is ingerigt'. De boekhouder
kreeg opdracht om de bewuste personen te selecteren. De namen werden in de
krant bekendgemaakt op 13 december van hetzelfde jaar. Behalve dat werd een
oproep geplaatst aan 'dienstbaren, arbeiders en daglooners, om van deze zoo heil
zame inrigting gebniik te maken, door zoo veel hun mogelijk is, iets van hunne ver
diensten af te zonderen en in de spaarbank te beleggen.' De premie van 5 gulden
was conform de opzet uitbetaald aan: een 'huisvrouw' in dienst van een 'particulie
re', drie Zierikzeese 'dienstmeiden', de baas van de zoutkeet en een arbeider in
Noordgouwe. Met ingang van 1838 besloot men de coupons en mantels15 niet langer
op één plek te bewaren, vanwege het risico van brandgevaar of diefstal. De effecten
bleven op het stadhuis en de mantels zouden voortaan door de boekhouder thuis
bewaard worden. De proef met de extra spaarpremie bleek uiteindelijk niets op te
leveren en men besloot er onmiddellijk mee te stoppen. Het leek er op dat de ge
wone man of vrouw uit Zierikzee en omgeving net zo weinig geneigd was tot sparen
als tot lezen, want ook bij de bibliotheek van de Maatschappij liep het niet bepaald
storm. Ook nu weer kan men zich afvragen of de sociale kloof tussen beoogde
spaarders en bankiers, allen bekende notabelen, die persoonlijk het spaargeld in
ontvangst namen of uitbetaalden hier een demotiverende rol speelde1", maar de
belangrijkste reden was natuurlijk dat het grootste deel van de bevolking eenvoudig
weg geen cent overhield om opzij te leggen. Toch probeerde men in 1841 de kleine
spaarder te lokken door het minimumbedrag waarover rente betaald werd, te ver
lagen van 10 naar 5 gulden. Het batig saldo van de bank dat in 1840 was uitgekomen
op een kleine 1500 gulden, zou zich gedurende het lopende jaar inderdaad verdub
belen. Maar niet dankzij de kleine spaarder. De plotseling sterk aantrekkende land
bouw zorgde ervoor dat de boeren het financieel steeds beter kregen, en zij waren
er vooral verantwoordelijk voor dat de bankzaken voorspoedig liepen, waardoor
het batig saldo binnen drie jaar opnieuw kon verdubbelen.
15. Een mantel is een effect zonder coupon- of dividendbladen.
16. Er gaan nog steeds verhalen dat klanten zich zodanig aangekeken voelden als ze hun geld kwamen opnemen,
dat ze de neiging hadden zich daarvoor te verantwoorden.
25