De revolutie ging aan Nederland voorbij. Noord- en Zuidhavenpoort Zierikzee in de 19e eeuw. hun geld van de Nutsspaarbank te blijven betrekken, maar tegen een lagere rente van 4 procent, 'welke rente voldoende schijnt, wanneer men den Standaard der intresten in aanmerking neemt, welke het reglement voor ingelegde gelden bepaald heeft'. Op dat moment keerde de bank zelf voor spaartegoeden onder de 1000 gulden 4 procent uit, en voor hogere bedragen 3,5 procent. De marges waren dus niet groot, al hoefde de bank over de bij haar ingelegde gelden pas met ingang van de eerste dag van het eerste kwartaal na inleg rente te vergoeden. Bovendien zagen we hiervoor dat de inleg bij de bank vooral gedomineerd werd door de grote spaarders van boven de 1000 gulden. De Bank van Leening kende deze cijfers en maakte daar gebruik van. Na ampel beraad besloten de commissarissen toch met het voorstel akkoord te gaan, vooral omdat het 'wenschelijk is zich zoo veel mogenlijk onafhankelijk te maken van de wisseling der openbare fondsen'. De koersen van de staatsobligaties bleven inderdaad schommelen. De boekhouder rekende zomer 1849 de commissarissen voor dat de bank bij verkoop van alle stukken op dat moment een klein verlies zou lijden, dat gelukkig ruimschoots gedekt werd door de kasreserves. De commissarissen, die toch niet helemaal gerust waren, reageerden daarop met het voorstel de plaatselijke Bank van Leening alle gewenste kredieten te verstrekken, zelfs als daar effecten voor verkocht moesten worden. Het bestuur van het Departement stelde bovendien voor dat van spaarders van wie geld belegd was in effecten en die dit a pari konden terugkrijgen, de rente ook wel wat verlaagd kon worden, maar de bank ging vooralsnog niet op dit voorstel in. De winst over 1849 bedroeg 409 gulden. Over 1848 zijn geen 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 31