oprichting ervan zelf ter hand nam of liever nog aan zou kaarten bij de overheid.
Maar de overgrote meerderheid van de aangesloten departementen wilde niet verder
gaan dan de overheid te vragen, daar waar geen spaarbanken of spaarbankaf
delingen bestonden de postkantoren te instrueren eventuele spaargelden in ont
vangst te nemen en over te maken aan de dichtstbij gelegen spaarbank. Inderdaad
kregen bij Koninklijk Besluit van 28 december 1875 de posterijen van de minister
van Financiën opdracht via hun filialen het sparen bij de spaarbanken administratief
te ondersteunen. Maar omdat de kosten niet vergoed werden, was het enthou
siasme bij de betrokken kantoren niet groot. Of en hoelang men bij postkantoren
op Schouwen-Duiveland geld kon storten voor de bankrekening is onbekend. Er
bestonden tenslotte al twee filialen van de Nutsspaarbank. Het zal in elk geval niet
langer geduurd hebben dan tot de oprichting van de Rijkspostspaarbank waarvan
landelijk het eerste kantoor in 1880 haar deuren opende.
Het Zierikzeese filiaal zou later pal naast het pand van de Nutsspaarbank in de
Meelstraat zijn plaats vinden. Was het toeval dat in datzelfde jaar 1880 het bestuur
van het departement aan de raad van commissarissen van de bank vroeg of ze niet
genegen waren schoolspaarbanken op te richten? Zelf had het departement geen
geld voor de benodigde 'kastjes', voor drie scholen samen begroot op 70 gulden.30
Gezien de florissante vermogenspositie van de bank was hier misschien wel een
mouw aan te passen. De commissarissen zagen wel wat in het voorstel, maar
besloten voorzichtigjes en vooral erg zuinigjes tot een proef op één school, de
Tusschenschool, in de volksmond beter bekend als de school van Karreman, het
hoofd ervan. Volgens het herdenkingsboek uit 1922 was het een idee geweest van
de Hervormde predikant dr. W.C. van Manen. De auteur spreekt overigens van
het zogenaamde 'bakjessysteem1.
In hetzelfde jaar dat men met schoolsparen begon, werd een andere mijlpaal bereikt.
Voor het eerst werd de magische grens van duizend spaarders overschreden, wat
de boekhouder en de bode een aardige salarisverhoging opleverde.
Landbouwcrisis, concurrentie en professionalisering
Het eerste jaarverslag was destijds waarschijnlijk afgedwongen doordat collega's in
de spaarbanksector hun cijfers gingen publiceren. In 1882 kwam er een brief binnen
van burgemeester en wethouders van Zierikzee of men op last van het ministerie
van Waterstaat, Handel en Nijverheid31 zo snel mogelijk met de nieuwste cijfers
wilde komen. De achtergrond van deze plotselinge vraag laat zich raden. Voor het
eerst sinds tijden werd er geld verloren op de verkoop van effecten. Waarschijnlijk
was daar de landbouwcrisis voor verantwoordelijk, die in 1878 uitbrak. Tengevolge
van deze crisis volgde begin jaren tachtig een korte economische recessie die de
aandelenkoersen deed dalen. De groei van de Zierikzeese bank lijkt er niet of
nauwelijks onder geleden te hebben. Vergeleken met 1878 zakte in 1879 het niveau
van de ingelegde en uitgegeven spaargelden weliswaar met ruim eenderde, maar
het aantal inleggers bleef groeien evenals de netto interest.
Ook de inhoud van het reservefonds nam nog steeds toe. De Zierikzeese bank kon
burgemeester en wethouders dan ook onmiddellijk geruststellen. Met een winst
over 1881 van 4386 gulden, een reservekas gevuld met 34.978 gulden en 1069
spaarders kon ze wel een stootje velen. Men nam dan ook nauwelijks risico's bij
het beleggen van de spaargelden, zoals het nieuwe reglement van de bank uit 1886
30. Het is niet duidelijk of we hier voor kastjes spaarpotjes moeten lezen of dat de scholieren hun geld in een
kastje met vakjes op school moesten deponeren.
31. Het ministerie van Economische zaken bestaat pas sinds 1931-
37