één hand ook uit de tijd. Al bewogen de Zierikzeese Nutsmensen, althans het
bestuur van het departement, zich al lang niet meer op de politieke linkervleugel.
Een aantal waren niettemin lid van de Liberale Kiesvereeniging Zierikzee. Een
schrijven van het hoofdbestuur in 1872 om het sociale vraagstuk eens serieus te
bekijken, werd naar een commissie afgeschoven en toen datzelfde bestuur in 1887
vroeg om medewerking bij de uitgave van het Sociaal Weekbladwees men dit
zelfs verontwaardigd van de hand.34 Deze conservatieve trek zou ook voor later
jaren kenmerkend blijven. Zo deed men in 1903 niet mee aan de massale lande
lijke actie tegen de zogenaamde 'stakingswetten. Dat men ooit gepleit had voor
de opening van 'bierhuizen' had dan ook meer van doen met de bestrijding van
het populaire jeneverdrinken dan met het bevorderen van de lokale gemeen
schapszin.
De nieuwe boekhouder moest een borg storten van 2000 gulden. Men had vóór
zijn benoeming tot deze verhoging besloten, eerder was het 1000 gulden, vanwege
het vele geld dat de man steeds in huis had. Dit was niet de enige verandering. De
vorige boekhouder bleek achteraf tijdens zijn ziekte het zicht op de boekhouding
een beetje te zijn kwijtgeraakt. Om geen onrust te zaaien was men maanden in de
weer om zo onopvallend mogelijk alle boekjes terug te halen en te controleren.
Dit lukte maar gedeeltelijk. Men besloot in elk geval voor de nieuwe boekhouder
een uitgebreide instructie op te stellen. Maandelijks moest hij alle mutaties bij
schrijven in het journaal die met de betreffende boekjes ter controle naar twee
commissarissen werden gestuurd. De klanten kregen voortaan in eerste instantie
een repuutje als bewijs voor hun ingelegde of opgenomen bedragen. De boekhouder
moest ook grootboeken gaan bijhouden. In april van elk jaar maakte hij de winst
en verliesrekening op en een inventaris waarin de waarde van de bezittingen
werd berekend naar de koers van 31 december j.l. Naast de grootboeken moest
hij aparte boeken gaan bijhouden voor de kapitaalrekening, de interest en de
onkosten. Een inleg boven de 1000 gulden, bij andere spaarbanken vaak niet toe
gestaan, mocht hij alleen accepteren na overleg met de thesaurier. Tenslotte mocht
de boekhouder nooit meer dan 2000 gulden, het bedrag van zijn borgstelling, in
huis hebben. Bedragen daarboven moest hij bij de thesaurier in bewaring geven.
De openingstijden van de bank werden fors verruimd, 's Maandags, donderdags
en op zaterdagmorgen kon men van tien tot halftwee terecht, op dinsdag, woens
dag en vrijdag was de bank 's avonds van zeven tot acht geopend.35 Tijdens alle
zittingen kon men zowel inleggen als opnemen. De scherpere regels ten aanzien
van de boekhouding en de verruimde openingstijden waren mede een gevolg van de
opkomst van de Rijkspostspaarbank. Deze overheidsbank dreigde langzamerhand
een zware concurrent te worden. Voor de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen
en haar departementen reden om hun relatie tot de Nutsspaarbanken te herover
wegen. Het hoofdbestuur vroeg zich zelfs af of de tijd niet gekomen was om met
de bancaire activiteiten te stoppen. Men realiseerde zich dat bankzaken zoals
beleggingen en hypotheekverstrekkingen in feite altijd behartigd waren door
goedwillende amateurs met alle financiële risico's van dien. Men huiverde nog bij
34. Deze afwijzing die door veel andere departementen gedeeld werd, kostte landelijk Nutssecretaris A. Kerdijk,
die het initiatief tot de oprichting van het blad genomen had, de kop. Ondanks steun binnen het hoofdbe
stuur van 't Nut moest hij in 1887 zijn functie neerleggen, omdat hij er te uitgesproken politieke meningen
op na hield. Na zijn aftreden werd hij in de Tweede Kamer gekozen voor de sociaal-liberalen.
35- In de notulen staat letterlijk: houdt dagelijks des Zondags en andere erkende feestdagen, zitting waar
op de vermelding van de openingstijden op de doordeweekse dagen volgt. Kennelijk is hier het woord uit
gezonderd' of iets dergelijks weggevallen, want het is onaannemelijk dat de bank alle dagen van het jaar
geopend was.
39