de herinnering aan de crisissituaties ten tijde van maatschappelijke of staatkundige calamiteiten. Bovendien waren nogal wat banken in deze expanderende econo mische tijden qua openingstijden slecht bereikbaar, maar het belangrijkste argu ment was dat het de Maatschappij altijd om het algemeen belang was gegaan. Nu de overheid haar verantwoordelijkheid nam, was de tijd misschien daar om met deze activiteit te breken. Uiteindelijk liet men de beslissing over aan de diverse departementen, maar voor de banken die hun band met het departement wensten te behouden, werden door een landelijke commissie in 1882 wel strengere regels opgesteld. Er moest ook meer duidelijkheid komen ten aanzien van de rechtspositie van de bank. Formeel-juridisch was het vaak zo dat het departement in casu haar leden bij een faillissement van de bank persoonlijk aansprakelijk gesteld konden worden. Naar aanleiding van de nieuwe richtlijnen stopten een twintigtal Nutsspaarbanken onmiddellijk met hun activiteiten. Een klein aantal anderen kon uiteindelijk niet voldoen aan de verscherpte eisen, zoals de nieuwe instructies voor de boekhouder. Ook de overheid wilde meer zicht op de gang van zaken bij de Nutsspaarbanken. De missive van de minister die we hiervoor tegenkwamen, werd gevolgd door de verplichting de regering jaarlijks een uitgebreide statistiek te doen toekomen. Uit de reglementswijziging van 1886 blijkt dat de Zierikzeese bank opteerde voor handhaving van de nauwe banc! met het plaatselijke departement. De raad van commissarissen verplichtte zich jaarlijks vóór 1 juli rekening en verantwoording af te leggen aan het departementsbestuur. Dat hield de bevoegdheid aan zich om het reglement van de bank vast te stellen en zo nodig te wijzigen. Het reglement was opgemaakt en ondertekend door waarnemend secretaris Heijse van de Zierikzeese Maatschappij. Diens naam verklaart een en ander. Want J.H.C. Heijse, die zonder initialen ondertekende, was bepaald goed bekend in Nutskringen. Van 1872 tot 1892 was hij president van het Zierikzeese departement en jarenlang thesaurier van de bank.36 Jaren van forse groei Ook in de jaren tachtig bleef de Zierikzeese bank spectaculair groeien. In het voorafgaande decennium was het totaal aan ingelegde gelden al meer dan ver dubbeld, maar in 1890 was men met een totaal van ruim een half miljoen gulden zelfs drie keer zoveel geld verschuldigd aan de inleggers als in 1880. De alge mene welvaartsstijging tezamen met een voortdurend dalende rente bij de meeste banken, maakten dat veel welgestelden ervoor kozen aanzienlijke bedragen bij de Nutsspaarbank te deponeren. De commissarissen bezagen deze ontwikkeling met gemengde gevoelens en zagen zich daarom met ingang van 1 januari 1888 ge dwongen eveneens tot een renteverlaging over te gaan. Boven de 300 gulden zou men voortaan nog maar 3 in plaats van 3,5 procent rente uitkeren. Diezelfde wel vaartsstijging maakte dat de Nutsspaarbanken aanvankelijk weinig last hadden van de concurrentie van de Rijkspostspaarbank. Bij maar 23 van de 122 overgebleven Nutsspaarbanken was in 1887 het aantal inleggers gedaald. Uit een overzicht van J. Bruinwold Riedel, kunnen we de conclusie trekken dat Zierikzee qua groei zelfs tot de zes grootste Nutsspaarbanken behoorde, met een verdubbeling van het aantal inleggers van 1000 in 1880 tot ruim 2000 acht jaar later. Deze forse toeloop moet naast de algemene welvaartsstijging waarschijnlijk ook voor een belangrijk deel worden toegeschreven aan de persoon van boekhouder J. Franse, die groot 36. Later was hij lid van Provinciale Staten en vervolgens van Gedeputeerde Staten. Tevoren was hij Luthers predikant geweest (mededeling H. Uil, gemeentearchivaris Schouwen-Duiveland). 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 42