onttrekken dat Cau en sommige van zijn medecommissarissen zich tot het radi-
caalliberale gedachtegoed aangetrokken voelden.4" Cau's inleiding bij het gedenk
boek van 1922 lijkt deze veronderstelling te bevestigen, waar hij schrijft: 'Het Departe
ment telt onder zijne leden nog geene arbeiders; het bestuur van zijne instellingen
is nog in handen van de burgerij en heeft weinig voeling met degenen, ter wier
behoeve die instellingen zijn opgericht. De inleggers in de Spaarbank, de lezers
der Volksbibliotheek en de huurders der Tuingrondverhuring hebben geenerlei
invloed op het bestuur dier instellingen. Voor hen wordt gezorgd, maar zij worden
niet in de gelegenheid gesteld voor zich zeiven te zorgen.'
De verscherpte politieke tegenstellingen aan het eind van de negentiende eeuw
zouden tevens een verklaring kunnen zijn voor de afnemende interesse in de Nuts-
activiteiten. Zeker in Zierikzee was het Nut een beweging met een meer dan boven-
modale aanhang, die haar inmiddels conservatief burgerlijk karakter koesterde.
Dit stootte wellicht niet alleen de progressieve liberalen af, maar waarschijnlijk
ook de zich aan de andere kant van het politieke spectrum organiserende en sterk
in opkomst zijnde 'kleine luyden' van de Anti Revolutionaire Partij van A. Kuyper.
Dans om het gouden kalf
Het Zierikzeese departement leek nieuwe energie te putten uit de financiële injectie
van de bank. Januari 1896 vroeg men in een brief aan de bank 'advies' over de
aankoop van een pand dat tot dat moment de plaatselijke vrijmetselaarsloge
onderdak geboden had.4t! Het gebouw zou uitstekend geschikt zijn om de bank in
onder te brengen. Men zou bijvoorbeeld de brandkast in een aanwezige kluis
kunnen plaatsen. Opnieuw vroeg de president eerst het oordeel van de thesaurier.
Cau zag enkel bezwaren. De boekhouder kon niet in het pand wonen, zodat hij
buitenshuis moest gaan bankieren, het gebouw lag te excentrisch, vooral voor de
buitenmensen, en ging waarschijnlijk te veel kosten. Nu zat men goed en goed
koop voor 200 gulden per jaar. De meeste aanwezigen waren het met hem eens,
alleen J.A. de Bruyne bood hardnekkig tegenstand. Volgens hem was Cau nogal
eens uithuizig en dan kon er niemand bij de kluis die nog steeds bij hem thuis
stond. Ook de bergingsplaats van de boeken zou in de kluis van het nieuwe
gebouw veel veiliger zijn. Bovendien vond hij het gezien de groei van de bank
wenselijk dat er een vast gebouw kwam. Cau riposteerde dat hij er geen enkel
bezwaar tegen had de brandkast van zijn huis over te brengen naar dat van de
boekhouder en voor de boeken kon men toch een extra brandkast aanschaffen.
Behalve De Bruyne was iedereen het met hem eens en aldus werd bericht aan het
departement. Nog geen maand later kwam de huisbaas van de boekhouder met
een huurverhoging van 200 naar 300 gulden op de proppen. Onder protest van
De Bruyne besloot de bank de huurverhoging voor haar rekening te nemen, maar
men zou niet verder gaan dan 275 gulden per jaar. Ondertussen had dr. Moll links
en rechts geïnformeerd hoe het nu precies zat met het beschikkingsrecht over de
reservepot. De collega's in Dordrecht hadden hem verzekerd dat de reserves het
onvervreemdbaar eigendom waren van de inleggers. Wat niet wilde zeggen dat
ze dat geld zomaar onder elkaar konden verdelen. Nee, het was bedoeld voor
calamiteiten en eventuele renteverhogingen. Alleen wanneer het departement zou
47. J. Franse was tot 1905, als vooraanstaand en populair lid van de Liberale Kiesvereniging, lid van de gemeente
raad.
48. Er bestonden vermoedelijk persoonlijke banden tussen de Loge en de Nutsbeweging in Zierikzee. Voor sommige
Zierikzeeënaren, zeker de katholieke, was dit reden om niet bij de Nutsspaarbank te sparen. Zeker is wel dat
minstens één na-oorlogse commissaris van de bank lid was van de Loge. De negentiende eeuwse katholieke
voorman Le Sage ten Broek noemde de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen een 'bijwagen van de loge'.
47