de effecten, vanwege de stijgende rentestand.50 Door deze ontwikkeling kwam
statutair gesproken de ondersteuning van de gepensioneerden in gevaar, maar
gezien de nog altijd florissante kasreserves vroeg men hiervoor dispensatie aan bij
het bestuur van het departement, die dit graag verleende.
Concurrentie, bliksemafleider, eigenbelang
In de raadsvergadering van 8 oktober 1900 werd meegedeeld dat boekhouder
Rensen eervol ontslag vroeg per 15 november a.s. Een reden werd niet genoemd.
Misschien vormde de gedwongen verhuis naar de Meelstraat de bekende druppel,
want het was al langer duidelijk dat er sprake was van een incompatibility d'humeur
tussen Rensen en Cau. Maar er zijn ook aanwijzingen dat laatstgenoemden princi
pieel van mening verschilden over de koers van de bank. Feit is dat onmiddellijk
na Rensens ontslagname een paar honderd spaarders hun tegoed opeisten via een
machtiging aan Rensen tot een bedrag van 52.000 gulden. De verontwaardigde
commissarissen beschuldigden hem van misbruik van zijn als boekhouder verkregen
kennis. Hij zou zelfs boekjes hebben meegenomen, wat hen dus verrast moet
hebben, want anders had men de man geen eervol ontslag verleend. Tijdens inder
haast belegde vergaderingen werd door de commissarissen druk overlegd over te
nemen maatregelen, waaronder de suggestie om via een circulaire of een artikel
in de Zierikzeese Nieuwsbode openheid van zaken te geven over het conflict met
de boekhouder. Uiteindelijk zag men daar vanaf en besloot men op aandrang van
Cau niet te reageren en de mensen hun tegoeden te laten opnemen, zij het na
maandenlang juridisch gesteggel over de geldigheid van de aan Rensen verleende
machtigingen. Onontkoombaar rijst de vraag of Rensens vertrek, met in zijn kielzog
enkele honderden spaarders, een actie was met voorbedachten rade. De Zierik-
zeesche Nieuwsbode van 13 november 1900 geeft hierover uitsluitsel. In een grote
advertentie kondigde de Centrale Bank voor Landbouw en Nijverheid met hoofd
kantoor in Amsterdam aan met ingang van 15 november a.s. een bijkantoor te willen
openen in Zierikzee aan het Havenplein. Deze nieuwe bank nam gelden a deposito,
kocht en verkocht effecten, gaf geld uit tegen borgstelling of ondeipand van effecten,
zorgde voor vreemd bankpapier en munten en incasseerde en fourneerde binnen-
en buitenlandse wissels. De spaarkasrente bedroeg 3,5 procent (de Nutsspaarbank
gaf 3 procent) en de rente op deposito's varieerde van 2,5 tot 4 procent, afhankelijk
van de opzeggingstermijn van drie dagen tot één jaar vast. Het kantoor zou dage
lijks open zijn, waarbij de klanten op de eerste afdeling welkom geheten werden
door directeur W.J. Rensen en op de tweede afdeling door zijn deskundige
assistent. Rensen kondigde aan zich in zijn hoedanigheid van directeur vooral te
willen richten op het verlenen van krediet aan landbouwers, landbouwverenigingen,
industriëlen en particulieren. Precies de categorie spaarders die sinds enkele jaren
doelwit was van het ontmoedigingsbeleid van de commissarissen met de bedoeling
grote depositohouders buiten de deur te houden door hoge inlagen te beperken.
Vooral de boeren die destijds de Nutsspaarbank ontdekten als profijtelijke be
leggingsmogelijkheid waren hiervan het slachtoffer. Niet toevallig dus dat Rensen
toen hij drie jaar later (1903) kans zag zijn filiaal te verzelfstandigen, koos voor de
50. Internationaal was er in 1900 sprake van een korte economische crisis, die in Nederland getemperd werd
door de snel herstellende Duitse economie. De sterk opgaande conjunctuur vanaf 1895 was eveneens te
danken aan de sterke Duitse economie. Vgl. J. de Vries, De Nederlandse economie tijdens de 20ste eeuw
(Bussuml983, 3e druk) 66-67. Uit een brief d.d. '12 mei 1900 aan de directeur van het Centraal Bureau van
de Statistiek in Den Haag blijkt overigens dat de bank de waarden van de effecten eenmaal per jaar vast
stelde aan de hand van de koers op 31 december. Een tijdelijke koersdip aan het eind van het jaar kon het
gemiddelde bedrijfssresultaat dus enigszins vertekenen.
56