een minderheid bij een onderling geschil tussen commissarissen in beroep gaan
bij het departement. Dat gold volgens artikel 15 ook bij een conflict tussen derden
en de commissarissen: 'Bij verschil tussen deelhebbers en commissarissen onver
schillig van welken aard, neemt het Bestuur van het Departement daaivan kennis
en schikt zoo mogelijk de zaak in der minne.' Maar, en dan volgt een belangrijke
aanvulling:' Indien geene schikking tot stand komt, wordt de beslissing opgedragen
aan drie scheidsmannen, te benoemen één door Commissarissen, één door belang
hebbenden en één door den Kantonrechter te Zierikzee; deze scheidsmannen
doen een beslissende uitspraak, waarna partijen zich zonder hooger beroep hebben
te gedragen. Commissarissen kunnen niet als scheidsmannen optreden.'
In eerste instantie leek dit op een Salomonsoordeel waar iedereen mee vooruit
kon, maar in feite boekten Cau en de zijnen een kleine en niet onbelangrijke
overwinning. Deze reglementswijziging impliceerde namelijk dat de zeggenschap
over de bank in laatste instantie niet meer (uitsluitend) bij de Departements
vergadering van het Nut lag. Achteraf gezien markeert dit nieuwe reglement het
begin van het einde van de symbiotische relatie tussen bank en departement.
Eind 1900 werd de heer A. Verhage tot Rensens opvolger benoemd. Hij had gewerkt
voor de Maatschappij van Weldadigheid in Frederiksoord en was de eerste professio
neel opgeleide boekhouder in dienst van de bank. Voor het eerst was er een man
benoemd van buiten de stad en dat veroorzaakte volgens de Zierikzeesche
Nieuwsbode nogal wat commotie binnen de lokale gemeenschap. Men vroeg zich
verbaasd af waarom er geen geschikte kandidaat genomen was uit eigen stad. En
ook de redacteur van het blad meende dat bij gelijke geschiktheid de voorkeur
gegeven diende te worden aan een stadgenoot, om het vertrouwen dat zo'n per
soon bij zijn medeburgers moest genieten. Dat leek een nauwelijks verholen
waarschuwing. Maar de commissarissen hadden hun leergeld betaald met een
plaatsgenoot. Een personeelsconflict dreigde binnen de kleine, gesloten gemeen
schap immers snel te ontaarden in een stammenoorlog waarbij de vuile was
onmiddellijk op straat kwam. Dit gegeven gaf ook de doorslag bij het besluit van
de raad van commissarissen de boeken voortaan te laten controleren door een
externe accountant, in plaats van door een commissie bestaande uit diverse
departementsleden, zoals het departement eerst voorstelde, onder verwijzing naar
de geheimhoudingsplicht.
In het eerste jaar van de nieuwe eeuw kwamen de commissarissen bijna maande
lijks bij elkaar en deze trend beloofde zich in 1901 voort te zetten. Nadat eind
1900 de Bijbank der Centrale Bank voor Landbouw en Nijverheid uit Amsterdam in
Zierikzee haar spaarkas had geopend, werd twee maanden later bij notariële akte
van 23 januari opnieuw een bank opgericht in Zierikzee. Naar nu bleek hadden
Cau, commissaris H.C. Moolenburgh en enige andere heren zich enkele jaren eerder
financieel garant gesteld voor effectenhandelaar Bal die daardoor het failliete
bedrijf van zijn vader had kunnen voortzetten. Cau stelde nu dat hij samen met
zijn kompanen van plan was geweest om wanneer Bal zou slagen, dit bedrijf om
te zetten in een naamloze vennootschap. Door de komst van genoemd bankfili
aal was de tijd hiervoor rijp, maar opvallend genoeg weigerde Bal hieraan mee te
werken. Daarop besloten Cau en de zijnen zelf een naamloze vennootschap op
te richten, de Bank voor Schouwen en Duiveland, met henzelf als grootste aan
deelhouders. Cau stelde nu voor een deel van de effectenhandel door zijn 'eigen'
bank te laten overnemen. Oudgediende, commissaris Franse had hiertegen geen
58