komende geld van de pensioenvoorziening voor de voormalige boekhouder besloot men, in dezelfde vergadering dat Cau's bankplannen werden goedge keurd, meubilair te kopen voor het nieuwe kantoor. Toch zou Cau, die de zaak weer onder controle leek te hebben, dit keer zijn neus stoten. Een kleine week na genoemde vergadering lieten Koole en Zn. de raad van com missarissen weten bij nader inzien terug te willen komen op het aan hen gedane voorstel, omdat men nu begreep 'dat het er 0111 te doen was de Bank voor Schouwen en Duiveland te bevoordelen en men geen zin had als bliksemafleider te dienen.' Cau en H.C. Moolenburgh stelden daarop haastig voor dat men de effectenhandel in principe wel zou kunnen verdelen tussen Bal en de nieuwe bank, maar omdat zij als direct financieel betrokkenen elke schijn van eigenbe lang wilden vermijden, trokken zij en hun bank zich terug. De Bank voor Schouwen en Duiveland was niet van deze transactie afhankelijk55 en toen een paar maanden later bleek, in de woorden van Cau, dat hun bemiddelingskosten bij de verkoop van effecten lager waren dan die van Bal, werd alsnog besloten de nieuwe bank een deel van de effectenhandel te gunnen. Kort daarvoor had de president van de raad van commissarissen jhr. mr. M.J. Schuurbeque Boeije zijn ont slag aangekondigd en sinds dat moment had Cau in de raad nog minder tegenspel te duchten. De machtsverhoudingen werden voor hem zelfs nog gunstiger toen M. Couvée, als oudst zittende raadslid, bedankte voor de eer de afgetreden president op te volgen en Cau's oude kompaan J. Franse benoemd werd. Uit de cijfers over 1901 blijkt dat er vergeleken met het jaar daarvoor liefst vijfhonderd spaarders vertrokken waren.56 In 1900 waren er ook al een honderdtal spaarders weggelopen, maar de commissarissen maakten er geen woord aan vuil. Iedereen kende de oorzaken: het conflict met de boekhouder en de daaropvolgende komst van de Centrale Bank. Toch lijken de cijfers op het eerste gezicht alarmerend. In 1900 was er netto 31-253 gulden meer opgenomen dan ingelegd. Maar de grote klap kwam het jaar daarop toen het filiaal van de Centrale Bank in Zierikzee voor het eerst een vol jaar meedraaide. De Nutsspaarbank verspreidde onder de leden van de maatschappij en andere betrokkenen sinds enkele jaren een soort strooiblad met een beknopt verslag van het afgelopen (boek)jaar.57 In de raad van commis sarissen meldde de boekhouder over 1901 een positief saldo na vergelijking van baten en lasten van ruim 30.000 gulden58, maar via het informatiebulletin liet men de mensen weten dat er in bedoeld jaar liefst 167.951,91 gulden meer was uitbetaald dan ingelegd.59 Volgens een voetnoot onder aan het verslag was dit uitsluitend te wijten aan de komst van de Centrale Bank, maar er zouden inmiddels spaarders teruggewonnen zijn. Rensen had bij zijn vertrek in eerste instantie vooral spaarders met een tegoed tussen de 100 en 1000 gulden meegenomen, de grootste categorie spaarders. Nu zegden vooral de kleine spaarders met een tegoed tussen de 10 en 100 gulden hun rekening op.® Maar ook uit de categorie van 100 tot 55. Bedoelde bank bleef bestaan tot 1950, toen werd ze overgenomen door de Rotterdamsche Bank,zie: Van der Werf, a.w., p. 292. 56. De baten liepen terug van negeneneenhalve ton in 1900 naar ruim acht ton in 1901, het aantal spaarders van 3123 naar 2652. 57. Ik vond in het archief A'viertjes over de jaren 1900-1908 en één over 1896. Gezien het aantal overgebleven exemplaren, soms nog tientallen per jaar, moeten deze 'vlugschriften' op mime schaal verspreid zijn. 58. Bedoeld lijkt hier het saldo in kas per 31 december, dat is dus iets anders dan winst of de toevoeging aan het reservefonds. 59- Er werd voor 131-868 gulden ingelegd en voor 299-820 gulden opgenomen. 60. De cijfers eind 1901 waren (met eind 1900 tussen haakjes) 45 (74) spaarders met een tegoed beneden de gul den, 189 (19D met een tegoed tussen de één en tien gulden, 932 (1209) tussen de tien en honderd gulden, 1339 (1515) tussen de honderd en duizend, en 147 (175) boven de duizend gulden. 60

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 62