1000 gulden en de groep daarboven, kwamen in 1901 in totaal nog zo'n honderd opzeggingen binnen. Hoe groot het aandeel van de laatste in het totale deficit was, valt moeilijk na te gaan, maar het zal een substantieel deel geweest zijn. Genoemde categorieën stonden vermeld op bedoelde strooibiljetten, die onder belangstellenden verspreid werden. Omdat de koersen van de effecten stegen, groeide het reservefonds in 1901 toch nog van 71.462 gulden (1900) naar 84.625 gulden. Maar de echte groei van de bank was er toch voor jaren uit. De inleg bleef grofweg steken op achteneenhalf a negen ton en de winst was gemiddeld vijfduizend gulden per jaar. De koersen van de effectenportefeuille schommelden zodanig dat winst of verlies gedurende een langere periode min of meer tegen elkaar weggestreept konden worden. Zo bevatte in 1908 de reservepot 114.880 gulden, werden er 2822 spaarders geteld, die samen 985.039 gulden van de bank tegoed hadden. Bedragen die we voor een juist begrip aan het einde van de twintigste eeuw misschien wel met een factor 50 moeten vermenigvuldigen. De nieuwe boekhouder, die volgens de commissarissen veel efficiënter werkte dan zijn voorganger, hield bij de stagnerende ontwikkeling van de bank tijd over, maar ondanks herhaalde verzoeken werd hem geweigerd bijbaantjes te accepteren. Dat men hem belette bij Koole en Zn. hand- en spandiensten te verlenen, is niet ver rassend, maar ook het aanbod om kerkelijk ontvanger te worden, moest hij aan zich voorbij laten gaan. De nieuwe boekhouder had overigens geen borg meer hoeven te betalen. Borgstelling en pensioen werden voortaan voor rekening van de bank verzekerd bij de Neclerlandsche Maatschappij van Zekerheidsstelling voor Ambtenaren en Beambten.61 Na de turbulente jaren 1900 en 1901 kreeg de raad het onder de eendrachtige leiding van president Franse en thesaurier Cau een stuk rustiger. Er werd nog maar één of hooguit twee keer per jaar vergaderd en bovendien zeer kort. Binnen de bank vonden weinig spectaculaire ontwikkelingen plaats en het lijkt niet onaannemelijk dat Franse en Cau veel zaken onderling regelden en voorbereidden.62 Het voorstel om het pand aan de Meelstraat alsnog voor rekening van de bank aan te kopen, kwam vanzelfsprekend niet van eigenaar Franse, maar de vergadering van 6 mei 1905 stemde er unaniem mee in. Het departement dat destijds zoveel bezwaar maakte, ging ditmaal onmiddellijk akkoord en per 1 augustus nam de bank voor 3500 gulden het gebouw van Franse over, die daardoor winst noch verlies maakte. De firma De Haas uit Rotterdam kreeg opdracht om een kluisdeur te leveren voor de nieuw te metselen bewaarplaats voor een bedrag van 575 gulden. Daarnaast besloot men dat het weer eens tijd werd de boeken door een externe accountant te laten beoor delen, wat dus tot dat moment geen jaarlijks gebruik was. Cau spreekt zelfs over een eerste keer, wat zou inhouden dat het eerdere voorstel daartoe van het departe ment dat jaren geleden door de commissarissen was geaccepteerd, nooit geëffec- meerd was. Men gaat soms toch wel twijfelen aan hun geheugen of aan de prak tische vertaling van de besluitvorming, want in de meivergadering van 1906 brengt de thesaurier het schoolsparen ter sprake dat volgens hem heel populair was in Rotterdam en andere plaatsen. De boekhouder gaf vervolgens een toelichting over de elders gevolgde werkwijze, maar alsof er in Zierikzee nooit eerder sprake van was geweest, besloten de commissarissen dit thema voorlopig te laten rusten. 61. Later stapte men toch weer over op een soortgelijke regeling als met zijn voorganger. 62. Temeer omdat beiden werkten aan de arrondissementsrechtbank in Zierikzee, respectievelijk als gerechts deurwaarder (Franse) en als president (Cau). 61

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 63