voortaan hogere inlagen te weigeren, speelde hierin een grote rol, zoals blijkt uit een discussie over noodmaatregelen in de oorlogszomer van 1914. Een van de commis sarissen refereert dan aan het feit dat men de grote spaarders kwijt was geraakt van wege de weigering van hun deposito's: 'Wij moeten het van de kleintjes hebben'. De boekhouder zag zichzelf als eerste slachtoffer van de principiële houding van de raad van commissarissen. Hij had geen enkele baat bij doelbewuste pogingen de groei van de bank af te remmen, vooral niet omdat hij ook geen bijbaantje mocht aannemen. Hij sloeg daarom druk aan de studie om elders hogerop te kunnen komen. Maar zijn rechtenstudie wilde niet erg vlotten en Cau die dit getob met leedwezen aanzag, stelde daarop aan zijn medecommissarissen voor het jaarsalaris van de 'arme' man op te trekken met 250 gulden zodat hij zijn 'vruchteloze slooven' kon beëindigen. In april 1910, de totale inleg van de spaarders bedroeg inmiddels bijna elf ton, stelde Cau de raad van commissarissen voor een reglementswijziging van de bank aan te vragen bij het departement. Hij wilde voortaan de vrijheid hebben om geld te beleggen in buitenlandse fondsen. Het investeren in eerste hypotheken zag hij liefst beperkt tot eigendommen gelegen binnen de grenzen van het Zierikzeese arrondis sement™ en de schuldbrieven zoals bedoeld in artikel 12 van het reglement mochten wat hem betreft uitgebreid worden tot kerkvoogdijen en armbesturen. Met de be perking dat in een afzonderlijk buitenlands fonds niet meer belegd zou worden dan 10.000 gulden, ging eerst de raad en later ook het departement akkoord. De actieve Cau vond het inmiddels 'billijk en onontkoombaar' om de thesaurier met in gang van 1 januari 1911 een jaarsalaris van minstens 500 gulden per jaar toe te kennen. De commissarissen gunden' Cau zijn vergoeding en gingen unaniem akkoord. Naar aanleiding van nieuwe subsidieaanvragen van de ambachtsschool en de bewaar school werd er voorjaar 1910 met het departement overlegd over het krijgen van een machtiging om deze zaken zelfstandig af te handelen. Het departement, dat zelf ook weer had aangeklopt bij de bank om tekorten aan te zuiveren, wilde niet zover gaan. Na hun goedkeuring mocht de bank maximaal de helft van de jaarlijkse winst schenken aan instellingen die het doel van de maatschappij bevorderden. Enigszins wrokkig besloot de raad van commissarissen vervolgens de subsidieaanvraag van de beide scholen voorlopig terzijde te leggen, maar uiteindelijk zou de ambachts school 100 gulden per jaar krijgen en de bewaarschool voor kinderen van on- en mindervermogenden 300 gulden. Cau had de hoofden van de lagere scholen en de school voor meer uitgebreid lager onderwijs (MULO) inmiddels bereid gevonden mee te gaan doen met het schoolsparen.70 Om de kinderen gelegenheid te geven hun geld in te leggen, liet men de openingstijden van de dinsdag, waarop toch weinig te doen was, vervallen ten gunste van de woensdag tussen een en twee, wanneer de kinderen vrij waren. Een en ander ging in per september a.s. (1910) wanneer de scholen begonnen. De dochter van de boekhouder zou tegen een kleine vergoe ding tijdens deze zittingen de honneurs waarnemen. Op de scholen werd gespaard via spaarzegels van één cent, wat ook de minimuminleg was op de zittingsdagen.71 Voor andere kinderen of wanneer men de school verliet, werden spaarbusjes uit gedeeld om de kloof met de minimuminleg van vijftig cent voor volwassenen te overbruggen. 69. Dit arrondissement omvatte Schouwen-Duiveland, Tholen en Sint Philipsland. 70. Het jaarverslag van 1917 noemt als deelnemers: School A, M.u.l.o. school, Christelijke school, R.- C. Par. school. 71. Plet jaarverslag van 1917 noemt ook zegels van vijf cent. Hiervan werden er dat jaar 18.072 verkocht, tegen 34.917 zegels van één cent. De Mulo-leerlingen kochten bijna net zoveel zegels als de lagere schoollleerlingen tezamen. 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 67