die de bank inmiddels innam, en tegelijkertijd was men minder afhankelijk van de grillen van een wispelturig departementsbestuur. Deze opmerkingen aan het adres van het departement herinneren aan het feit dat het ledental van de Zierikzeese afdeling van 't Nut na een dieptepunt in de jaren 1905-1907, toen men nog maar goed dertig leden telde, sinds kort weer sterk groeide. Volgens Cau kunstmatig groeide, omdat de ledenaanwas uitsluitend te danken was aan de politiek van de voorzitter die de contributie voor minvermogenden flink had verlaagd en met operettevoorstellingen, komedies en andere vertoningen de Nutsavonden voor de rijkere leden aantrekkelijker wilde maken. Cau had zich meermalen sceptisch uit gelaten over de dure en saaie lezingen en ook dit soort frivoliteiten konden in zijn ogen geen genade vinden. Ze hadden bovendien inhoudelijk niets van doen met de werkelijke doelstelling van het Departement, alleen met de privé-genoegens van de leden. De voorzitter van het departement bestreed dit met het argument dat zonder goede lezingen het departement snel ter ziele zou zijn, wat ook de status van de bank zou beïnvloeden. Bovendien kwamen onderhoudende lezingen in direct ook de kleine man ten goede omdat 'ontwikkelden' zoals ondeiwijzers die kennis weer overdroegen op de kinderen en het volk. Maar Cau liet zich niet over tuigen en zag zijn scepsis bevestigd door de in zijn ogen twijfelachtige kwaliteit van de discussie in de ledenvergadering en het inderdaad slecht functionerend bestuur. Toch waren Cau's argumenten niet helemaal overtuigend, want minstens een deel van de waarheid was dat Cau voor het eerst sinds jaren serieus tegen spel kreeg in de ledenvergadering van het departement, vooral van één van de nieuwe leden, een bekende familienaam in de geschiedenis van het departement, W.C. de Crane. V\ ij. De Crane, een bekende familienaam in de geschiedenis van de bank, W.C. de Cranehier op de foto, was evenals zijn grootvader M. C. De Crane, een bekend Departementslid en commissaris van de bank. 67

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 69