(overheids) instellingen steeds inniger werden. Zo was men in 1908 lid geworden van de Nederlandsche Spaarbankbond. Achteraf gezien was dit misschien een voorbode van de nagestreefde onafhankelijkheid tegenover de Maatschappij. Naar aanleiding van enkele onverkwikkelijke financiële affaires bij een paar Nutsspaarbanken besloot het hoofdbestuur van het Nut in 1908 dat het tijd werd een algemeen waarborgfonds op te richten en een gemeenschappelijke controle dienst. Voor die administratieve controle wilde men een algemene spaarbank organisatie oprichten. Van de 150 genodigden kwamen 65 banken opdagen, waarvan een minderheid van 25 zich op termijn wilde aaneen sluiten tot een gemeenschappelijke controledienst. Voor een gemeenschappelijk waarborgfonds waren op dat moment nog minder liefhebbers te vinden. Tegelijkertijd met deze initiatieven en onafhankelijk van de Maatschappij kwamen vijftien spaarbanken bij elkaar, waaronder een paar Nutsspaarbanken, zoals de Zierikzeese, die besloten tot de oprichting van een eigen Spaarbankbond. Deze bond zou jaarlijks een spaarbankdag organiseren waarop bijvoorbeeld in 1910 besloten werd tot een onderling 'contract van overboeking'. De Zierikzeese Nutsspaarbank was op voor stel van Cau lid geworden van deze bond die dus los stond van de Maatschappij.72 In 1912 sloot men zich aan bij de uiteindelijk opgerichte accountantsdienst van de Maatschappij en werd men via de aankoop van twee aandelen van ieder 500 gulden participant in de vorming van een grondkapitaal voor het Waarborgfonds. De jaar lijkse contributie van 225 gulden voor het eigenlijke fonds vond men vooralsnog te hoog. Zoals men ook het lidmaatschap van de Spaarbankbond niet fanatiek beleed, want de eerste jaren kon niemand gevonden kon worden om de lande lijke spaarbankdag bij te wonen. Uiteindelijk zou de accountantsdienst van de Maatschappij in 1924 overgedragen worden aan de Spaarbankbond. Tuingrondverhuring Cau's gezag was niet langer onomstreden en dat beviel hem slecht. In 1913 trad hij na twintig jaar af als thesaurier. Hij bleef aan als commissaris, maar na een nieuwe aanvaring in de departementsvergadering met De Crane, die de voor dracht voor twee nieuwe bankbestuurders afwees omdat zij financieel ondeskundig zouden zijn, bedankte hij eind 1913 ook als bankbestuurder. Bedoelde kandidaten werden uiteindelijk in de bewuste departementsvergadering met twaalf tegen elf stemmen gekozen, waarop Cau's medecommissarissen hem trachtten over te halen om aan te blijven. De kritiek was niet persoonlijk bedoeld en kwam slechts van een kleine minderheid binnen het departement. Niet lang daarna werd er zelfs in een drukbezochte vergadering van het Nutsdepartement met algemene stemmen een motie aangenomen waarin men Cau, 'die zoolang met groote toewijding de belangen der Nutsspaarbank heeft behartigd' vroeg op dat besluit terug te willen komen. Cau liet zich overhalen, maar de snee leek er toch uit. Zijn laatste grote daad voor het departement zou de bekroning vormen van zijn voortdurend streven de volksklasse te verheffen. In de raadsvergadering van januari 1911 stelde hij voor aan 'losse arbeiders' of arbeiders in het algemeen stukjes grond in of vlakbij Zierikzee te verpachten. De grond moest door de spaarbank aangekocht worden met gelden uit de reservepot. Het beheer kwam in handen van het Departement, terwijl de bank jaarlijks een vaste rente trok. Cau, die zich misschien het overigens onterechte verwijt vanuit de departementsvergadering had aangetrokken dat de schatrijke bank nooit zelf het initiatief nam om iets voor de kleine man te doen, 72. De Nutsspaarbanken die van deze bond lid werden, kwamen vooral uit de grote steden..Vgl. W.W. Mijnhardt en A.J. Wichers,Om het algemeen volksgeluk. Twee eeuwen particulier initiatief 1784-1984. (Edam 1984) 106-108. 69

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 71