men achter de hand moest houden voor eventualiteiten en waarvoor men maar
2,5 procent rente kreeg. Dat de wereld door de oorlog niet buitengesloten werd,
maar integendeel dichterbij kwam, bleek allereerst uit de deelname van de bank
aan een beschermingscomité voor de reorganisatie van de hypotheek Missourri
Kansas, Texas. De maatschappij van die naam, waarin klaarblijkelijk grote
Nederlandse belangen zaten, verkeerde in liquiditeitsproblemen.
De ellende van de oorlog maakte ook dat men de tijden te ernstig vond om deel
te nemen aan de organisatie van een spaarbankdag. Op de desbetreffende vraag
van een collega-bank werd geantwoord dat men lid was van de Spaarbankbond
voor het goede doel, 'niet tot het organiseren van een spaarbankdag met een
gezellige achtergrond van feestelijkheden'. Toch moesten de bommen op Zierikzee
op dat moment nog vallen. Één maand later, in de nacht van 30 april 1917, gooide
een Engelse piloot zes bommen op de stad omdat hij dacht boven Zeebrugge in
Vlaanderen te vliegen.
Speculeren of slim bankieren?
Zomer 1917 ontbrandde een discussie tussen thesaurier Bakker en de overige
leden van de raad van commissarissen of de eerste eigenmachtig kasgeld mocht
beleggen in effecten. Bakker wilde het rendement van de bank verbeteren via de
korte termijnhandel in effecten. De meeste commissarissen toonden zich zeer hui
verig voor dit gespeculeer en in de zich daarop ontspinnende discussie kwamen
zelfs de reglementen van de spaarbank plus de zeggenschap en verantwoordelijk
heid van het Departement in deze op tafel. De uitkomst van deze discussie leek
op een compromis, want een maand of wat later kocht de thesaurier voor 40.000
gulden schatkistpapier met een looptijd van een half jaar. Men kocht deze papieren
nog steeds via C.M. Bal. Toen Bal met zijn kassierskantoor overging naar de Nationale
Bankvereniging ontstond er een discussie of men met de laatste zaken wilde doen.
Deze bank had kort daarvoor ook de Zeeuwsche Landbouwbank (van wijlen
Rensen, overleden in 1916) overgenomen. Uit zakelijk oogpunt was er iets voor te
zeggen om met de Nationale Bank samen te werken, maar zolang zij de spaarkas
spaarbank) aanhielden, die ze er met de Zeeuwsche Landbouwbank hadden bij
gekregen, was samenwerking (vanwege concurrentieoverwegingen) uitgesloten.
Men besloot daarom met ingang van 1 juli 1917 de kasgelden weer onder te brengen
bij de Koole-bank en vanaf 1 januari 1918 bij de Bank voor Schouwen en Duiveland.81
Het lijkt erop dat men net als vroeger beide banken om beurten een half jaar
klandizie gunde. De recente negatieve ervaring met laatstgenoemde bank, waar
een commissaris aan herinnerde, wenste Bakker te vergeten omdat men ongelijk
had bekend en er met de Bank voor Schouwen en Duiveland 'zeer goed zaken
was te doen'.
Het ging om relatief grote bedragen van een ton of meer, waarvoor men waar
schijnlijk niet meer dan 2,5 procent rente kreeg en de thesaurier kondigde daarom
eind 1917 aan liefst voor 100.000 gulden te willen deelnemen aan de nieuwe 4,5
procent staatslening, ook dan bleef er nog geld genoeg in deposito. De thesaurier
lanceerde begin 1918 een nieuw idee, om van het tegoed bij De Nederlandsche
Bank 20.000 gulden op te nemen en te beleggen in solide effecten. Het geld
hoopte zich ondertussen verder op en voorjaar 1918 werd er nog eens voor
80.000 gulden ingeschreven op schatkistpapier dat onmiddellijk beleenbaar was,
al leek aankoop van effecten op dat moment gezien de onvoorspelbare oorlogs-
81. In 1917 toen twee Zierikzeese banken fuseerden met de Nationale Handelsbank, werd er ook een nieuwe
Zierikzeese bank opgericht: De Scheldebank. Vgl. J. v.d. Werf, a.w., p. 297.
80