dracht te plaatsen wie men wilde. Bovendien had men niet eens een ledenlijst van
het departement. Hoe deze discussie afliep is niet bekend, maar dat men helemaal
los was van het departement viel eigenlijk niet vol te houden. Jaren later zou de the
saurier naar aanleiding van een accountantsrapport opmerken dat zijns inziens via
de statuten aan het Nutsdepartement te veel macht was verleend.®
Scherp dalende koersen
Men was ook niet los van het landelijk bestuur van het Nut. Begin 1921 deed de
Nutsspaarbank Texel een emotioneel en uiteraard vertrouwelijk beroep op de
zusterbanken waaronder die in Zierikzee 0111 steun. Men was in grote financiële
moeilijkheden geraakt, waarschijnlijk door de onverwacht scherpe koersdaling
van de effecten. De Zierikzeese zuster legde het verzoek naast zich neer. Maar
voor het hoofdbestuur van het Nut gaf het debacle bij de Texelse bank aanleiding
tot het voorstel de titel van 'Nutsspaarbank' voortaan alleen nog maar te laten voe
ren door banken die zich aangesloten hadden bij de gemeenschappelijke accoun
tantsdienst. Met de andere spaarbanken wilde men niet langer te maken hebben
en er zeker geen verantwoordelijkheid voor dragen. De Zierikzeeënaren schrok
ken nogal van deze in hun ogen paniekerige reactie en vroegen zich bezorgd af
hoe de spaarders hierop zouden reageren.
Nadat men een half jaar eerder de rente te elfder ure niet gewijzigd had, besloot
men juli 1921 de rente alsnog te verhogen tot 3,6 procent om het alsmaar dalen
van de inlagen een halt toe te roepen. Andere banken gaven 3,5 tot 4 procent en
spaarders hadden regelmatig op de zittingen geklaagd dat de rente zo laag was.
De tijd van overvloedige kasgelden was voorbij en 0111 aan cash geld te komen moest
men in het eerste half jaar van 1921 15.000 gulden lenen bij De Nederlandsche
Bank tegen een rente van 6,5 procent.
Het einde van de oorlog herstelde het vertrouwen in de toekomst. In 1919 en
1920 werd er door het bedrijfsleven in Nederland aan aandelen en obligaties ge
ëmitteerd tot een totale waarde van respectievelijk 525 en 577 miljoen gulden, be
dragen die in de decennia erna bij benadering niet werden gehaald. Oplaaiende
sociale onrust in Duitsland en fricties rond de Duitse herstelbetalingen zorgden
ervoor dat het naoorlogs optimisme een gevoelige knauw kreeg, waarop een con
juncturele reactie volgde met scherp dalende koersen.50 Thesaurier Bakker zag
angstig het moment naderen dat men gedwongen zou worden effecten met verlies
te verkopen. Toch had men er volgens eigen zeggen in het eerste half jaar van
1921 nog 29.000 gulden aan verdiend. Sommige fondsen waren zelfs nog met
8 procent gestegen. Volgens de jaaropgave over 1921 was er voor 292.437 gulden
ingelegd en voor 308.339 gulden opgenomen. De winst over dit jaar bedroeg
14.000 gulden en werd aan het reservefonds toegevoegd, waar op dat moment
maar 26.065 gulden inzat, inclusief genoemde koerswinst. Dat was veel minder
dan jaren terug, toen het reservefonds gemiddeld minstens een ton bevatte. De
situatie elders in het land was niet veel beter en cle regering verklaarde zich bereid
bij calamiteiten bij te springen, mits men een onafhankelijk onderzoek toestond
door een externe accountant en vertegenwoordigers van de Spaarbankbond." Ze
89- Bakker in de vergadering van 7 juni 1924.
90. Vgl. F. Keesing, De conjuncturele ontwikkeling van Nederland en de evolutie van de economische over-
heidspolitiek 1918-1939 (Nijmegen, 1978 [2e]) 22-23.
91. De Nederlandsche Bank had er bij de private banken wel op aangedrongen om al te forse credielopneming
tegen te gaan, maar zelf matigde ze ook niet, bijvoorbeeld door de rente te verhogen. Sinds de crisis van
1921 werd men wel veel terughoudender in het verstrekken van langdurige credieten, met het oog op de
handhaving van voldoende liquiditeit. Vgl. J. de Vries, a.w., p. 85-86.
86