De bank zat goed in de slappe was. Over 1926 was een winst gemaakt van 16.460
gulden en de reservepot bevatte inmiddels bijna twee ton. School A werd daarom
bedacht met een schenking van 800 gulden voor de bouw van een extra lokaal,
zodat na opschuiving de Burgerbewaarschool een apart spellokaal kon inrichten.
Onder voorwaarde van anonimiteit hadden alle commissarissen met deze gift
ingestemd. Verder werd de thesaurier gemachtigd 50.000 gulden te beleggen in
4,5 of 5 procent pandbrieven van de Nationale Hypotheekbank. Maar deze bank
bleek geen pandbrieven van 4,5 procent meer uit te geven, zodat hij het bedrag
belegde in pandbrieven van de Veendamse Hypotheekbank. Voor beleggingen tot
10.000 gulden hoefde hij voortaan geen toestemming meer af te wachten van de
commissarissen. De hoogste hypotheek in haar geschiedenis tot dusverre sloot de
bank af in het voorjaar van 1928. B. Moermond in Noordwelle kreeg een hypo
theek van 120.000 gulden tegen een rente van 5 procent met een jaarlijkse aflos
singsverplichting van 2500 gulden, te beginnen in 1933. Twee commissarissen
waren de grond een paar keer gaan taxeren. Een indicatie voor het feit dat de
commissarissen steeds meer ingezet werden voor praktische bankzaken.
Kwam het door de toenemende rijkdom of door de veranderende tijden dat de
commissarissen zelfs wilden nadenken over een collectieve verzekering via het
Spaarbankbureau tegen inbraak? Nog maar een aantal jaren daarvoor was een
desbetreffende verzekeringsagent doorgestuurd met de mededeling dat er op
Schouwen-Duiveland nooit ingebroken werd.
Thesaurier Bakker en de macht van het departement
In 1928 kwam het departement met het verzoek de jaarlijkse subsidie aan haar te
verhogen tot 500 gulden in verband met toenemende activiteiten en subsidies.
Thesaurier Bakker wilde hier wel over praten, maar koppelde daar meteen een
statutenwijziging aan vast met als voornaamste inzet grotere zelfstandigheid ten
opzichte van het departement. Over de inkleding van dit voorstel aan het depar
tement werd langdurig gedebatteerd. Het departement weigerde vervolgens de
gevraagde statutenwijziging, kwam met een alternatieve wijziging en vroeg
opnieuw geld. Geld had de bank genoeg want over 1928 was een recordwinst
gemaakt van 23.488 gulden. Na afschrijvingen op het aangekochte land en reser
veringen voor het pensioenfonds van de boekhouder en het verbouwingsfonds
van de bank, resteerde 7285 gulden, die gestort werd in het reservefonds dat
daarmee aangroeide tot bijna 222.000 gulden.97 Het gesteggel over de hoogte van
de subsidie aan het departement en in ruil daarvoor (nog) grotere onafhankelijk
heid van de bank, sleepte zich een paar jaar voort. Ondertussen werd wel de
Nutsbewaarschool bedacht met een eenmalige subsidie van 1000 gulden om
bestaande tekorten aan te vullen, wat bewijst dat het niet om het geld ging maar
om oud zeer tussen spaarbank en departement. Het slotakkoord van deze affaire
mag verrassend genoemd worden. Maart 1930 stelde Bakker zich kandidaat voor
een volgende termijn en vanzelfsprekend werd hij als zodanig voorgedragen aan
het departement. Tijdens de raadsvergadering van 27 juni 1930 bleek echter dat
het departement onverwacht de nummer 2 op de lijst, de dierenarts J.S. Hoogstra,
had benoemd. Een novum in de geschiedenis van bank en raad. Het was duide
lijk dat men Bakker zijn gemarchandeer rond de subsidie aan het departement en
96. School A was een gemeentelijke school, die stond aan het Kerkhof zuidzijde. In feite was het dus een gift aan
de gemeente, maar zoals archivaris H.Uil opmerkte, misschien ook wel een verkapte gift aan de
Burgerbewaarschool.
97. Eind 1929 werd de reservepot omgevormd tot een zelfstandig fonds.
91