de voorwaarden die hij daarbij stelde, niet in dank had afgenomen. Bakker nam op
staande voet ontslag als thesaurier en wilde meteen overgaan tot de benoeming
van zijn opvolger. Commissaris R. Gerritsen protesteerde. Hij wilde niet dat
Bakker zich bemoeide met zijn opvolging, dat was voorbehouden aan Bakkers
opvolger als commissaris, Hoogstra. Door tactisch manoeuvreren van president
H.E. Beelaerts van Emmichoven, in het dagelijks leven gemeenteontvanger van
Zierikzee, werd er in Bakkers aanwezigheid een voorlopig opvolger benoemd,
commissaris A.B.Breesnee. Beelaerts van Emmichhoven sprak daarbij de hoop uit
dat Bakker spoedig zou terugkeren in de raad van commissarissen, waarbij hij
suggereerde dat Bakker misschien wel zijn opvolger kon worden na zijn afscheid
als president. Bakker wist nog niet of hij wel terug wilde keren als bankbestuur-
der, in elk geval was voor hem nu meer dan ooit duidelijk dat de bank 'absoluut
onafhankelijk' moest worden van het departement. Hij sprak daarbij de hoop uit
dat Hoogstra zich zou ontwikkelen tot een trouw commissaris van de bank en niet
tot een 'diender' van het Departement. Het departement was gesterkt uit de strijd
met de bank gekomen, maar toen men ook meer wilde weten over een geplande
verbouwing van de bank trokken de commissarissen een streep. Strijdbaar stelden
ze dat hiervoor geen machtiging van het departement nodig was. Des te opval
lender is het daarom dat na de desavouering van de thesaurier, die nog niet zo
heel lang geleden unaniem geprezen was om zijn inzet voor de bank, niet één
enkele commissaris laat staan de hele raad opstapte. Teiwijl het toch ging om een
principieel conflict over de bevoegdheden van departement en bank. Bakker, die
zichzelf omschreef als eerste slachtoffer, struikelde uiteindelijk net als zijn voor
ganger Cau over een rebellerend departement dat hen een te eigenmachtig optre
den verweet. Het was een feit dat beiden zich dankzij hun dagelijkse betrokken
heid bij de bank zo'n dominante positie hadden verworven dat dit in de praktijk
makkelijk kon leiden tot machtswaan en solistisch optreden. Dit zal ook bij de
collega-commissarissen wel eens tot onderhuidse irritaties hebben geleid, maar
zeker bij de buitenwacht. Zo kwam er pal na Bakkers vertrek een brief binnen van
de bank R. Koole Zn. met het verzoek, nu de vorige thesaurier was vertrokken,
de verbroken relaties te herstellen. In elk geval was Bakkers afscheid van de bank
zijn statuur onwaardig, zoals dat destijds ook bij zijn voorganger Cau het geval was.
Toen in september 1930 Beelaerts van Emmichhoven als president aftrad, viel niet
één keer de naam van Bakker als mogelijke opvolger. Beelaerts werd opgevolgd
door A. van der Weyde, lid van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland.
Het was veelbetekenend dat het nieuwe bankbestuur het departement van het
Nut in Zierikzee zonder veel problemen een subsidie van 700 gulden verleende
voor een paar cursussen. Toen ze een jaar later weer om een extra subsidie van
300 gulden vroeg, werd ook dit na ampel beraad goedgekeurd.
Het vertraagde effect van de krach van Wall Street
De tweede helft van de jaren twintig vormde een periode van gestage groei. Er
werd niet buitensporig veel vergaderd en buiten een kleine professionalisering
van de boekhouding door middel van de aanschaf van een grootboek, effectenboek
en hypothekenboek, veranderde er weinig. Spectaculairste verandering in een
nieuwe en uitgebreide instructie voor de boekhouder was de verrassende bepaling
dat kinderen uit een huwelijk van hem met een meer dan vijftien jaar jongere
vrouw niet in aanmerking kwanten voor een wezenpensioen.
De bank noch de klanten verwachtten economisch gezien zwaar weer. De klanten
konden vanaf 1930 voor 2,50 gulden per jaar safeloketten huren en de commissa-
92