plaatsing in de lokale pers over de Wereldspaardag, waarin nut, doel en werkwijze van de banken werd uitgelegd. Sparen bevorderde het herstel van de economie doordat werkloos kapitaal, verspreid over vele kleine portemonnees, door de ban ken bij elkaar gebracht en op de juiste manier geïnvesteerd, leidde tot vergroting van de productie, aldus H.W. Bosch, directeur van de Haagse Nutsspaarbank. 'Een sparend volk is er altijd beter aan toe dan een niet-sparend volk, voornamelijk in malaise tijd; het weerstandsvermogen van een sparend volk is grooter dan van een niet-sparend volk', aldus Bosch in het Vakblad voor Nederlandsche Spaarbanken het orgaan van de Bond. Het motto van de Bond was niet voor niets: 'Sparen is de bron van volkskracht', en dat stond ook boven ieder jaarverslag. Het is duidelijk dat men nog nooit gehoord had van de zogenaamde spaarparadox van Keynes, die juist stelde dat niet geïnvesteerde spaarbedragen leiden tot verdere vraaguitval, waardoor de economie steeds verder wegzakt in een neeiwaartse spiraal. Uit het verslag over 1934 blijkt overigens dat Zierikzee met een schuld aan inleggers van 1.436.104 gulden qua grootte op de 45"e plaats kwam van de 180 aangesloten banken. Ter vergelijking: Vlissingen stond op de 30ste plaats met een totale inleg van 2.313.890 gulden en Middelburg stond daar twee plaatsen onder met een totale inleg van 1.873-316 gulden. Opvallend echter bij deze vergelijking is dat Vlissingen ruim 7000 spaarders telde, Middelburg 4700 en Zierikzee maar 3100. Met andere woorden de gemiddelde inleg per spaarder was in Zierikzee veel hoger dan bij de andere Zeeuwse banken. Een opmerkelijk verschil met Middelburg en Vlissingen was ook dat door de Nutsspaarbanken in deze twee steden respectievelijk 69 en 59 procent van het kapitaal in effecten werd belegd, terwijl dit in Zierikzee maar 45 procent bedroeg. Nog opvallender, ook in vergelijking met bijna alle andere banken, was het hoge percentage van 9,3 procent dat in onroerend goed was belegd (tot een bedrag van 158.000 gulden). In Middelburg was dit nog niet één procent en in Vlissingen nihil. Naast Lockershof had de bank al jaren flinke stukken land in Philippine in Zeeuws-Vlaanderen, namelijk de Grote en de Kleine Isabellapolder. De Grote Isabellapolder had men in 1934 willen verkopen voor 2500 gulden per ha. maar net als een eerdere verkooppoging ging dit op het laatst niet door. Het zal duidelijk zijn dat het percentage hypotheken in Zierikzee ook hoger lag dan in de Zeeuwse zustersteden. Belangrijkste conclusie die men uit al het cijfermateriaal kan trekken is dat de Zierikzeese bank in vergelijking met veel andere banken een behoudende, weinig avontuurlijke koers voer, met vermijding van elk risico. Toch of misschien juist daardoor was de Zierikzeese reservepot uitgedrukt in procenten van het ingelegde kapitaal hoger dan die van Vlissingen en Middelburg, 14,05 pro cent tegen respectievelijk 13,06 en 13,41 procent. Alle drie percentages waar men landelijk gezien heel goed mee voor de dag kwam. Dit zal alles te maken hebben gehad met wat de bekende volkskundige P.J. Meertens, zelf een Zeeuw, in die jaren over het Zeeuwse volkskarakter wist te vertellen: 'Matig en sober is de leefwijze van de Zeeuwse boer, hij gooit het geld niet over de balk, is integendeel erg zuinig, aangenomen dat hij niet gierig is. Hij geeft alleen als hij er niet van tussen kan, en nooit uit een gul gemoed. Men doet niets voor niets, maar laat zich ook voor de geringste diensten betalen, zoals men ook zelf van een ander niets wil aannemen zonder het hem in de een of andere vorm terug te geven. Hij heeft niet graag aan iemand verplichtingen. Schulden maken is hem dan ook vreemd; van jongs aan is hem ingeprent dat dit de verderfelijkste gevolgen kan hebben, en bovendien doet hij zijn naaste niet graag te kort.'101 101. P.J. Meertens en Anne de Vries, De Nederlandse Volkskarakters (Kampen 1938) pp 255-256. 96

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 98