VAN 'HET OOSTERLAND' TOT 'OOSTERLAND' Over het ontstaan en de ontwikkeling van polder en plaats tussen circa 1350 en 1650 door J.H.Simmelink Ter inleiding Na het feestgewoel in 2004 ter gelegenheid van het 650-jarig bestaan van de Oosterlandse polder lijkt het zinvol om eens naar het begin en de ontwikke ling van de nieuwe polder - het Duivelandse Nieuwland - terug te kijken. Documenten uit die tijd en overgeleverde details over wat daar toen gebeurde zijn er niet veel. Hier en daar doemen wat beelden op uit het mistige verleden. Aan de hand van een oude kaart, inpolderingsovereenkomsten, oude veldnamen en benoemingen van ambts- en gezagdragers in kerk en burgerlijk bestuur kun nen we glimpen opvangen van hoe (we nu denken dat) het toen was en wat we daar tegenwoordig nog van kunnen ervaren. Met in gedachten de uitspraak van Friedrich von Schlegel "Een historicus is een naar het verleden gerichte profeet" komt eerst aan de orde een aanzet tot de beeldvorming van de rol van het water voor en na de inpoldering van 'het Oosterland'. Dan de dynamiek van de locatie: het ontstaan, de vorm en de groei van het oude dorp met dezelfde naam als de polder. Vervolgens het zich orga niseren van geestelijke leiding en wereldlijk gezag in een jonge dorpsgemeen schap. Voortgaande in dat spoor de beginfase van de vestiging van de kerkelijke parochie met de benoemingsprocedure van de geestelijkheid. Het voorgaande mede in samenhang met de plaats en de rol van de lokale machthebber, de wet tige gezagsdrager in 'het Ambacht', zijn gebied van regeermacht en lagere recht spraak. Tot besluit de ontwikkeling en de lotgevallen van de late(re) inpoldering van de schorren Sonneschijn en Hardemee, twee aanwassen ten zuidoosten van de Oosterlandse polder. Het ontstaan van 'het Oosterland' Schorren en slikken vormen nog steeds een kenmerkend geografisch element in het Zeeuwse landschap. Door de eindeloos herhaalde getijdenbeweging bouwt zich een steeds in omvang en hoogte toenemend stuk onbeschermd land op. Het vloedwater baant zich, beladen met zand en slik, een weg door de kreken. Hoe sterker de stroom hoe groter de zandaanvoer. Hoe zwakker de waterverplaatsing des te meer slik naar verhouding. De resultaten van de opbouwende proces sen - de opwas en de aanwas - worden tijdens stormen door afslag gedeeltelijk weer te niet gedaan in die eindeloze cyclus van opbouw en afbraak. Een aanwas is het proces van slik- en schorvorming tegen een dijk of een door de natuur gevormde kust. Een opwas is de gestage aanslibbing op en om een zandplaat of een eiland, met tenslotte de mogelijkheid van een verbinding met het vasteland. Omstreeks het jaar 1300 bestaat Duiveland uit een bijna 100 jaar oude polder, de Vierbannen geheten, met de plaatsen Ouwerkerk, Kapelle en Nieuwerkerk. In het westen begrensd door de Gouwe. Aan de oostkant stromen de Steenen Zween en de Mare of Geule. Bij de monding van de Geule ligt het gehucht Viane. Langzamerhand breiden droogvallende schorren zich in oostelijke richting uit. Ten zuidoosten van Nieuwerkerk kan al weer een flink stuk aanwas ingepol- 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 7