Burgh, 2 Mei 1865. Zeer geachte Vriend! 't Zal, 't kan u niet wel bevallen dat ik zoo lang wacht met u iets van me te doen weten, 't Is zoo, ik zou tot reden kunnen opgeven dat de zware ziekte van 11. najaar mij en de mijnen zeer gedrukt heb ben en mij, niet sterk zijnde, den winter wat druk maakte. Meer oorzaak lag er in de vertraagde uit gaaf van mijn Zeeland 4e druk, waarop ik steeds wachtte om u ook daarover te schrijven. Doch dat alles neemt niet weg dat een brief geen uren arbeids kost. Enfin, 't is zoo, dat behoort zoo tot onze - niet altijd verschoonlijke - fouten. Nu word ik toch regt benieuwd hoe gij met de uwen het maakt; 'k hoop van best. Ik ben sedert een a twee maanden weer wel genoeg en redelijk op mijne krachten, doch de borst en slijmen houden mij steeds ter neêr en maken me zeer vatbaar voor koude en koorts. Mijne vrouw is nu ook beter, doch gansch niet sterk, mijne kinderen zijn zeer wel varende. Mijne school al wel, doch treurig weinig grooten, zoo als op meer plaatsen, - Ik had u vooral eer moeten schrijven op uw ont vangen prospectus van uw toen uit te geven werk over Wolphaartsdijk. Ik heb daarvan toen dade lijk mijn werk gemaakt bij onderscheidene lieden, als ook bij al de leden van ons Onderw. gez., doch zonder vrucht. Allen betuigen dat hun Wolphaartsdijk van geen belang en het werk te duur is. En inderdaad goede vriend, hoe goed en naauwkeurig deze uwe werken zijn, uwe liefhebberij is niet gelukkig gevallen op iets dat meer algemeene belangstelling en dus beter debiet en voordeel geven kan. Intusschen ondeivind ik, dat mijne werken ook niet zoo gunstig zijn, daar aardrijkskunde meer duurzaam nazien en hoofdbreken dan vet in den pot geeft, 't Is waar mijn uitgever Quanjer was daar toe ook een ellendeling door den herdruk van twee boekjes niet te annonceren en 4 a 5 jaar op te houden. En nu mijn hernieuwd Zeeland, dit ging, niettegenstaande zijne gebreken, heel vlot, doch de Looze begreep niet dat hij de 300 naar Holland gezondene exempl. meerendeels, en natuurlijk, terug zou krijgen; 't is een provinciaal werkje. In Nov. had hij weer een vlugtje, en moest ik mijn werk gereed maken, doch sedert van Dale's uitgaaf, zit hij met ruim 100 of 150; en deze zou zou hij wel deels er aan wagen, doch hij heeft aan eenen overleden boekh. in Oostb. of Sluis (of waar in Z.V1.?) een bankroet van 100 ex. gehad; daarom wil hij van deze gaarne dezen zomer nog afzetten, mij belo vende in alle geval in de nazomer een' nieuwen druk te leveren of eer, als er van de oude nog wat opruimen. Ik heb van v. Driel (te Seroosk.) nog enkele opmerkingen bekomen, aangaande welke en andere ik heel gaarne en met alle belangstelling uw welwillend oordeel wensch te vernemen. Bruinisse is slecht gesteld; ik heb de Graaf eerst om inlichting gevraagd, wiens antwoord geheel als dat van v.Dale is. Ik zal dit dus bijna met hem gelijkluidend hebben, (hoewel bv. dat nietsbecluiden- de kerktorentje niet etc.) Dat spijt me, omdat 't schijn van copie heeft, of 'k zou de Graaf, maar dan en in alle geval ook vooral u, en nog een, als mijne raadslieden moeten opgeven. (v.Dale heeft er een hoop.) Middelburg: die zin heb ik verbeterd en vermeerderd ook met iets iets uit de toegift over te brengen, dat hier hoort. Wilt gij nu, bij al het door u aan dit werkje gedane, nog eens het bijgaan de beantwoorden, zoodra ge kunt, dan reken ik me opnieuw aan uwe vriendschap hoog verpligt. En dan verneem ik tevens hoe het met u en de uwen, alsook met uwen arbeid gaat, wat ge schrijft of doet. Mijn Zeeland is - vooral ook door uwe aanwijzingen - heel wat veranderd, zoodat ik brandend ver lang naar de uitgaaf. Na hartelijke groeten, ook van de mijnen aan U en de uwen ben ik Uw steeds toeg. vriend, J.A. Manus vd Jagt 6. Burgh, Aug. 1865. Geachte Vriend! Verrassend en hoogst aangenaam was me uw brief: 1^ omdat ik er uwen welstand uitzag en dien van de uwen, waarbij de merkelijke beterschap van uwe vrouw. 2® omdat ik u meende te schrijven, daar ik de Looze, na dit over 3 weken pas gedaan te hebben, nogmaals wilde aanporren tot spoedigen herdruk van mijn Zeeland, bewust dat v. Dale's ter pers ligt, en omdat ik, daartoe gereed willende zijn, uwe inlichting mogt verlangde en - vergeef mijne vrijpostigheid - omdat ik nog uwe laatste hand er aan wilde geslagen zien. En 3n omdat ik mijne laatste vragen zoo volledig en naar mijn bijzonder genoegen beantwoord zie; dit geldt vooral ook de opgaven van inw., waardoor ge mij heel wat cor- 101

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2006 | | pagina 103