Doeleman en Gerritsen zouden de leidinggevende personen worden in het
'ziekenhuisavontuur' van de Slavenkas, dat, mede door de onvolledigheid van de
archieven nog altijd omgeven is met een waas van geheimzinnigheid. Schouwen-
Duiveland kende vanaf 1902 een ziekenhuis in Noordgouwe, ten noorden van
Zierikzee. Door verschillende omstandigheden functioneerde dit ziekenhuis, dat
van een vereniging uitging, niet optimaal. Het was te klein. Bovendien was het
vooral voor de Zierikzeeënaars een doorn in het oog dat dit ziekenhuis niet in
Zierikzee stond, de centrumplaats van het eiland. Weliswaar werd op bescheiden
schaal in Zierikzee iets aan ziekenverpleging gedaan, maar dat gebeurde door
Rooms-Katholieke nonnen. Er was vrees dat dit werk zou worden uitgebouwd tot
een Rooms-Katholiek ziekenhuis, dat zou dienen als propagandamiddel.
In ander verband ontmoetten Gerritsen en Doeleman elkaar regelmatig.
Beiden behoorden tot de toonaangevende leden van het vrijzinnig deel van de
Hervormde gemeente in Zierikzee. Gerritsen was voorzitter van de Vereniging
van Vrijzinnig Hervormden in Zierikzee en Doeleman was bestuurslid. Binnen
dit bestuur bracht Gerritsen op 22 juni 1938 voor het eerst de wens naar voren
om te komen tot het stichten van een ziekenhuis in Zierikzee. Een ziekenhuis in
Protestantse geest wel te verstaan. Een week later vergaderde het bestuur met de
vrijzinnige leden van de kerkenraad, waaronder ds. A.N. Pijnacker Hordijk. Ze
konden mededelen dat een perceel grond kon worden aangekocht aan het Vrije,
dat achter en naast het Hervormd Verplegingshuis was gelegen. De diaconie liet
op een deel ervan een rusthuis bouwen voor meer gegoede 'ouden van dagen'.
Het kreeg de naam 'Ons Huis'. Gerritsen had de grond, die was gelegen naast
het aangekochte perceel en achter het Hervormd Verplegingshuis, op het oog als
lokatie voor het te bouwen ziekenhuis. Gerritsen drukte zijn medebestuursleden
en de kerkenraadsleden op het hart dat de plannen binnenskamers dienden te
blijven, met het oog op de plannen van Rooms-Katholieke zijde. Een groot pro
bleem voor Gerritsen en Doeleman was echter de financiering.
Het kapitaal van de Slavenkas als lokaas
Op 25 maart 1939 kwamen commissarissen in hun jaarlijkse vergadering bij
een. Voor Gerritsen was het de eerste keer dat hij aanwezig was. Onder meer
werd van gedachten gewisseld over de bestemming van het fonds. Gerritsen gaf
daarvoor waardevolle wenken. Hij had - de notulen maken er echter geen mel
ding van - het ziekenhuis voor ogen. Gerritsen meende dat het kapitaal van de
Slavenkas als lokaas zou kunnen dienen om het ziekenhuis in Zierikzee te krij
gen. Daarvoor was het moment geschikt, want het ziekenhuis te Noordgouwe
moest verbouwd worden of, zoals in Zierikzee erover werd gedacht, verhuizen.
De idee van Gerritsen om de Slavenkas te bestemmen voor een in Zierikzee te
bouwen ziekenhuis vond niet meteen weerklank. Andere commissarissen had
den bezwaren en dat gold ook voor het college van burgemeester en wethou
ders. Gerritsen nam de reglementen van de Slavenkas mee naar Den Haag waar
hij advies vroeg aan advocaat mr. F.M. Westerouen van Meeteren. Aan hem legde
Gerritsen de vraag voor hoe de Slavenkas moest handelen om de weg vrij te
maken de gelden te bestemmen voor een ziekenhuis. Deze advocaat adviseerde
Gerritsen om de raad of Burgemeester en Wethouders artikel 23 van het regle
ment van 1851 te laten veranderen. Zijn voorstel was dit artikel zo te wijzigen dat
de raad de baten van het kapitaal naar eigen inzicht zou mogen bestemmen tot
dat de uitdelingen aan later deelnemende zeelieden weer zouden aanvangen.1
106