De overige commissarissen vonden deze wijziging te ver gaan. Zij wilden alleen
de rente van het fonds bestemmen voor het ziekenhuis, maar niet die van het
Weduwenfonds en evenmin het kapitaal ter beschikking stellen. Inmiddels was
ook het advies ingewonnen van de te Zierikzee gevestigde advocaat mr. C.J.B. du
Croo, tevens wethouder. Hij ontwierp een wijziging waarmee de commissarissen
akkoord konden gaan. Die wijziging betrof niet artikel 23, maar artikel 12. Dit
artikel zou zo gewijzigd moeten worden dat commissarissen de gelden van het
fonds konden beleggen onder goedkeuring van Burgemeester en Wethouders.
Die goedkeuring zou niet vereist zijn indien de gelden bestemd zouden worden
voor de oprichting van een ziekenhuis te Zierikzee.2
Om zeker van zijn zaak te zijn belegde Gerritsen een bespreking met zijn
mederaadsleden om hen over alles in te lichten. Vervolgens gaf hij nog een
toelichting in een vergadering van Burgemeester en Wethouders. Daarna deed
Gerritsen tijdens de rondvraag van de op 4 juli 1939 gehouden raadsvergadering
een uitvoerig voorstel geheel in de lijn van het door de commissarissen van de
Slavenkas ingenomen standpunt. Dat voorstel werd eerst besproken in een beslo
ten zitting. Vervolgens werd het voorstel in het openbaar, zonder discussie en
met algemene stemmen aangenomen.
Gezien de vele juridische angels en voetklemmen werd zo omzichtig mogelijk
gehandeld. Het raadsbesluit bestond uit drie punten. In de eerste plaats keur
de de raad het besluit van commissarissen goed dat voortaan wijzigingen in het
reglement zouden geschieden door de gemeenteraad. In de tweede plaats stem
de de raad in met het besluit van commissarissen uit 1910 om niemand meer toe
te laten tot deelneming. Bovendien nam de raad eenzelfde besluit. Op de derde
plaats werd de wijziging van artikel 12 door commissarissen goedgekeurd. Ten
overvloede besloot de raad al deze drie besluiten niet alleen goed te keuren,
maar die besluiten ook zelf te nemen 'indien hij dat zonder een besluit van de
Commissarissen der Slavenkas zou kunnen doen'.
Om de raadsleden mee te krijgen, moest Gerritsen een concessie doen. De raads
leden waren weliswaar voor vestiging van een ziekenhuis in Zierikzee, maar niet
ten koste van alles. Men zag graag overeenstemming met het bestuur van het
ziekenhuis in Noordgouwe, dat in zou moeten stemmen met verplaatsing naar
Zierikzee. De raadsleden wilden een garantie dat de gelden niet misbruikt zou
den worden om de vestiging in Zierikzee door te drukken. Om dat te verzekeren
gaven de commissarissen een verklaring af dat ze alleen gelden zouden geven
indien overeenstemming zou worden bereikt met het bestuur van het ziekenhuis
in Noordgouwe. Vanzelfsprekend lag deze zaak gevoelig. Zou de inhoud van
deze verklaring in het openbaar komen, dan zou de zaak zwak staan voor ves
tiging van het ziekenhuis in Zierikzee. Daarom drukte Gerritsen zijn mederaads
leden en burgemeester en wethouders op het hart dat aan deze verklaring geen
bekendheid mocht worden gegeven.
Binnen het college van burgemeester en wethouders waren er bedenkingen. Zat
de zaak juridisch wel goed in elkaar? Liep Gerritsen niet te hard van stapel? Was
het besluit uit 1910 wel rechtsgeldig? De dag voor de raadsvergadering besloot
het college, ook al zou het voorstel Gerritsen worden aangenomen, toch juridisch
advies in te winnen. Daarvoor werd een beroep gedaan op het advocatenkantoor
De Brauw in Den Haag.
De dag na de raadsvergadering was jhr.mr. A.K.C. de Brauw reeds in Zierikzee
waar hij sprak met burgemeester jhr.mr. J. Schuurbeque Boeije, wethouder
107