alle wijzigingen in het reglement van 1806, het bekrachtigen van alle benoemin gen van commissarissen en de secretaris-boekhouder vanaf 1806 en het, voor zover nodig, goedkeuren en bekrachtigen van alle vanaf 1806 tot en met 1938 genomen besluiten door commissarissen en de uitvoering daarvan. Op voorstel van raadslid Gerritsen werd het voorstel weer achter gesloten deuren behandeld. Besloten werd het raadsvoorstel voor advies toe te zenden aan de commissaris sen van de Slavenkas. Wat er nog meer gezegd is tijdens de besloten vergadering blijft onbekend, want de notulen van dat deel van de vergadering zijn onvind baar. Trouwens ook de notulen van het besloten deel van de raadsvergadering van 4 juli en 8 augustus 1939 ontbreken. Ondertussen hadden de commissarissen niet stilgezeten. Een eerste vereiste voor de bouw van een ziekenhuis was bouwgrond. Kon men die gratis aanbieden, dan was dat een belangrijk winstpunt. Met machtiging van burgemeester en wet houders was op 19 augustus 1939 besloten om bijna 76 are grond aan te kopen. Dit perceel, oorspronkelijk aangeduid als de Gasthuisboomgaard, was gelegen tussen 't Vrije, de Hoge Molenstraat en de Lange Nobelstraat. Het was dit per ceel dat Gerritsen al eerder op het oog had gehad. Verkoopster was mevr. Chr. M. Haver Droeze-Koole uit Den Haag, echtgenote van de kunstschilder J. Haver Droeze. De diaconie van de Hervormde gemeente fungeerde als tussenschakel door het perceel aan te kopen om dit onmiddellijk voor hetzelfde bedrag door te verkopen aan de Slavenkas. Het perceel was gelegen achter het door de diaco nie beheerde Hervormde Verplegingshuis aan de Hoge Molenstraat. De Slavenkas liet een ontwerp voor een ziekenhuis maken bij een Rotterdamse architect en dit projecteren in een luchtfoto. In een luchtfoto van Zierikzee werd het plan voor het ziekenhuis op de grond van de Slavenkas visueel gemaakt. Het langwerpige complex is ingetekend. Rechts daarvan de Lagere Technische School. Rechtsboven molen de IToop aan de Lange Nobelstraat 109

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2006 | | pagina 111