commissarissen waren op de hoogte van het feit dat de raad voornemens was het
betreffende besluit in te trekken. Om dit besluit door te zetten, negeerden zij aan
maningen van burgemeester en wethouders om advies te geven over het raads
voorstel tot het intrekken van het genomen besluit.
Ondertussen speelde nog een andere kwestie. Schipper L. Otte te Zierikzee ver
zocht opgenomen te worden als deelnemer in de Slavenkas. Daarop werd nega
tief gereageerd door de voorzitter, H.J. Doeleman. Otte wendde zich daarop tot
de Commissaris der Koningin. Die zond de brief voor 'bericht en raad' toe aan
burgemeester en wethouders. Dat college vroeg op 3 februari 1940 over de wei
gering inlichtingen bij de Slavenkas. Het antwoord volgde op 6 februari. Voorzit
ter Doeleman deelde mee dat in 1910 besloten was geen nieuwe leden toe te
laten. Bovendien had de raad op 4 juli 1939 besloten dat geen nieuwe leden
konden toetreden. Tenslotte was er geen enkele inwoner, die voldeed aan arti
kel 1. Dit bepaalde dat alleen zeelui varend op een Zierikzees koopvaardij
schip deelnemer konden worden. Burgemeester en wethouders informeerden de
Commissaris der Koningin, maar ze wezen er ook op dat er een voorstel lag om
het besluit van 4 juli 1939 in te trekken en het reglement van 1851 vast te stellen.
Daardoor zou toetreding van nieuwe leden mogelijk zijn. Dat voorstel lag nu nog
steeds voor advies bij de commissarissen van de Slavenkas. De Commissaris der
Koningin kon door dit laatste schipper Otte geen afdoend antwoord geven en
bleef daarom aandringen op een nader bericht.
Inmiddels was het met de correspondentie tussen de Slavenkas, Burgemeester en
Wethouders en de Commissaris der Koningin mei 1940 geworden. Op 10 mei vie
len Duitse troepen ons land binnen. Vijf dagen later capituleerde het Nederlandse
leger, maar de strijd in Zeeland werd voortgezet. Op 17 mei volgde het zware
bombardement van Middelburg. Onder meer de griffie van de Provincie Zeeland
werd zwaar getroffen en een groot deel van het lopend archief ging verloren. Na
die catastrofe werd vanuit Middelburg niet langer op een antwoord aangedron
gen.
Op 7 maart 1941 overleed de laatste trekkende weduwe, Jacoba Wilhelmina de
Winter, weduwe van A.C. Berwald. Zij werd bijna 81 jaar oud.
Een ziekenhuis in Schuddebeurs
De ziekenhuiskwestie zou een geheel ander verloop krijgen dan aanvanke
lijk gedacht en gehoopt werd. Vanzelfsprekend kon men in Zierikzee zich
maar moeilijk bij de nederlaag neerleggen. Reeds in 1939 was er een alternatief
besproken, namelijk de bouw van een nieuw ziekenhuis in Schuddebeurs, tussen
Noordgouwe en Zierikzee, maar wel op het grondgebied van de eerstgenoemde
gemeente. Aanvankelijk had de Slavenkas dit idee van de hand gewezen. Omdat
het kapitaal in april 1940 aan de nieuwe stichting ter beschikking was gesteld,
werd deze de nieuwe initiatiefnemer.
Voorzitter was ds. J.J.P. Valeton, Hervormd predikant, die zijn collega Pijnacker
Hordijk was opgevolgd. Secretaris en penningmeester waren H.J. Doeleman
respectievelijk R. Gerritsen. Zij kwamen opnieuw met de aanvankelijk afgewe
zen idee om het ziekenhuis te Schuddebeurs te bouwen. Zij hadden de erven
van douairière Schuurbeque Boeije-de Jonge bereid gevonden een deel van het
terrein van de buitenplaats Mon Plaisir gratis af te staan voor de bouw. Op zich
was de wijziging in het streven van de stichting opmerkelijk. Immers zij beoogde
een ziekenhuis in Zierikzee op te richten en voor dat doel was het geld door de
113