schreef Frederiks dat hij bereid was de gemeentebesturen aan te schrijven met het verzoek om hun subsidie aan het ziekenhuis in Noordgouwe te verhogen tot 35 cent per inwoner. De onderhandelingen tussen de stichting en het ziekenhuis bestuur werden afgebroken. Daarop wendde het stichtingsbestuur zich nog in juli 1941 tot de gemeenteraad van Zierikzee. De stichting pleitte voor nieuwbouw in Schuddebeurs, voor een betere samenwerking en voor de oprichting van een stichting door de gemeen ten op Schouwen-Duiveland, die het ziekenhuis zou moeten bouwen. Op dat moment achtte burgemeester Schuurbeque Boeije zich geroepen om in te grijpen na deze zoveelste poging het ziekenhuis te Noordgouwe te dwarsbomen. De brief van de stichting kwam in de raadsvergadering van 22 juli aan de orde. Het zou de voorlaatste raadsvergadering worden, want de Duitse bezetter stelde de gemeenteraden kort daarop buiten werking. Toen het agendapunt aan de orde werd gesteld, deelde de burgemeester mee dat hij de brief niet in behandeling zou geven. Hij lichtte dit uitvoerig toe. De erven Schuurbeque Boeije hadden hun aanbod gedaan om de betrokken partijen bij elkaar te krijgen, maar beslist niet om een nieuw geschil uit te lokken. In dat geval zou het aanbod worden inge trokken. Het stichtingsbestuur had zich hierbij neergelegd en ermee ingestemd dat het college van burgemeester en wethouders deze zaak verder zou behande len. Burgemeester en wethouders hadden gesproken met het ziekenhuisbestuur, dat - terecht - wilde vasthouden aan haar eigen verbouwplannen, die waren goedgekeurd door de interdepartementale ziekenhuiscommissie. De burgemees ter zou nog gaan praten met Frederiks, maar twijfelde of dit iets zou veranderen aan de zaak. Debat over de zaak wenste hij niet te voeren. Het raadslid Gerritsen, die inmiddels voorzitter was geworden van het stichtingsbestuur, gaf zich niet zonder slag of stoot gewonnen. Hij lichtte de toe dracht uitvoerig toe en uitte zijn ongenoegen over de houding van het zieken huisbestuur. Hoe de zaak nog geheim werd gehouden, blijkt uit het antwoord dat het raadslid G. van Duin kreeg. Hij vroeg of de Slavenkas had toegezegd haar kapitaal ter beschikking te stellen. De burgemeester antwoordde, vermoedelijk te goeder trouw: Neen, dat zou in strijd zijn met het destijds genomen raadsbesluit. Het raadslid Gerritsen, die uiteraard wist dat het kapitaal al overgeheveld was naar de stichting, zweeg! Tweespalt binnen de Slavenkas Het plan voor uitbreiding van het ziekenhuis in Noordgouwe was al in een vergevorderd stadium. Bovendien zou het alternatief om een nieuw zieken huis te bouwen op een betrekkelijk korte afstand van het oude in strijd zijn met de uitspraak van de gemeenteraden uit 1939- Vervolgens deed een lid van het stichtingsbestuur in augustus 1941 een voorstel, dat de zaak in een geheel nieuw licht plaatste. Dit betrof pastoor L. Brink. De Rooms-Katholieke gemeenschap in Zierikzee was weliswaar klein, maar omdat de wens leefde alle richtingen bij de stichting te betrekken, was ook hij voor een bestuurszetel benaderd. Ook was het in tactisch opzicht verstandig om de pastoor een bestuurszetel aan te bieden gezien de geruchten dat er plannen waren voor een Rooms-Katholiek ziekenhuis. In Zierikzee stond het R.K. Sint Corneliahuis, dat bewoond werd door zus ters Franciscanessen. Deze nonnen hielden zich onder meer bezig met de ver pleging van bejaarden en op beperkte schaal met ziekenverpleging. Pastoor Brink deed aan de stichting het voorstel in het Sint Corneliahuis een ziekenhuis 115

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2006 | | pagina 117