voorbereidingen voor de verbouw. Na het overlijden van voorzitter C.J. Boogerd
moest een nieuw lid van het dagelijks bestuur worden gekozen. Het was een
bewuste keuze om de vacante zetel in het dagelijks bestuur te laten vervullen
door uitgerekend burgemeester Schuurbeque Boeije. Hij werd op 27 december
1941 gekozen. J.J. Geluk werd voorzitter. Vanwege de schaarste aan materialen
werd de bouw vertraagd. Pas in de loop van 1941 kon worden begonnen met de
bouw van het nieuwe deel aan het bestaande ziekenhuis in Noordgouwe. De uit
breiding werd in 1943 in gebruik genomen. Ondertussen had zich een belangrij
ke organisatorische wijziging voorgedaan. Met het oog op onder meer de finan
ciën besloten de achttien gemeenten op Schouwen-Duiveland in nauw overleg
met dr. Frederiks en mr. P. Dieleman, waarnemend Commissaris in de Provincie
Zeeland, in 1942 een gemeenschappelijke regeling te vormen, die het ziekenhuis
te Noordgouwe overnam.
Het ziekenhuis naar Zierikzee
Na de oorlog laaide de discussie rond de vestigingsplaats van het ziekenhuis
opnieuw op. Daarbij speelde ook het kapitaal van de Slavenkas nog een beschei
den rol. In de laatste periode van de oorlog werd onder meer als gevolg van de
inundatie van Schouwen-Duiveland - Noordgouwe was daardoor lastig te berei
ken - het Sint Corneliahuis alsnog als ziekenhuis aangewezen. Na de oorlog werd
die functie niet meer losgelaten, waardoor er op Schouwen-Duiveland toch twee
ziekenhuizen waren: een neutraal overheidsziekenhuis in Noordgouwe en een
R.K. ziekenhuis in Zierikzee. Op het eind van de oorlog was, als gevolg van de
omstandigheden, een Interkerkelijke Noodcommissie tot stand gekomen waarin
Hervormde en Gereformeerde predikanten zitting hadden. Deze drong aan op
verplaatsing van het ziekenhuis naar Zierikzee. De commissie achtte dit nodig
om zo de Rooms-Katholieke infiltratie tegen te gaan. Daarbij werd gewezen op
de verhoudingen: er waren 800 Rooms-Katholieken tegenover 24.000 protestan
ten. Op die cijfers was het nodige af te dingen, maar de wens om het ziekenhuis
naar Zierikzee te verplaatsen om op die wijze de Rooms-Katholieken de pas af te
snijden, leefde in brede kring.
Opnieuw werd het kapitaal van de Slavenkas - het bedrag van 100.000 gulden
werd genoemd - als lokaas gebruikt, met de toezegging dat de meeste diaco
nieën wel 80.000 a 90.000 gulden zouden willen lenen. Ook het bestuur van
het ziekenhuis in Noordgouwe stond positief tegenover verplaatsing. Een rap
port werd opgesteld, waarin werd geconcludeerd dat nieuwbouw in Zierikzee
de voorkeur verdiende boven uitbreiding in Noordgouwe. Opnieuw werd de
keuze voorgelegd aan de gemeenteraden. Die kozen in 1948 ditmaal in meer
derheid voor Zierikzee. Voor Zierikzee waren: Bruinisse, Burgh, Dreischor,
Eikerzee, Haamstede, Kerkwerve, Noordwelle, Oosterland, Ouwerkerk, Renesse,
Serooskerke en Zierikzee, met in totaal 17.798 inwoners. Voor Noordgouwe
waren zes gemeenten: Brouwershaven, Duivendijke, Ellemeet, Nieuwerkerk,
Noordgouwe en Zonnemaire, met in totaal 5.773 inwoners.
In 1952 gaf de Minister van Sociale Zaken toestemming voor de bouw van een
ziekenhuis met 75 a 80 bedden in Zierikzee. De gemeenten konden via hun
gemeenschappelijke regeling het nieuwe ziekenhuis gaan verwezenlijken. Het
kapitaal van de Slavenkas was daarvoor niet nodig. Die plannen werden wreed
verstoord als gevolg van de watersnoodramp van 1953. Dankzij de hulp van het
Zweedse Rode Kruis kon een nieuw ziekenhuis worden gebouwd aan de rand
118