Burgemeester B.G. van der Have. Bijna zeventig jaar lang zouden telgen van de familie van der Have in Ouwerkerk de scepter zwaaien. Zij kwamen regelmatig in aanvaring met de gemeenteveldwachters. Coll. A.L. Kort. bezondigde, was op zich al reden genoeg om hem zo snel mogelijk te ontslaan. Hierbij kwam nog dat zijn 'bloedverwantschap met de allerarmste menschen in deze gemeente een zeer nadeligen invloed uitoefent op het waarnemen zijner betrekking.'12 Na het gedwongen vertrek van Hendrikse was het een tijdlang een komen en gaan van veldwachters. Met de komst van D. Timmermans in 1871 leek de rust te zijn weergekeerd. Leek, want toen Timmermans in 1883 vroeg of hij iets meer loon kon krijgen, ontplofte burgemeester Boudewijn Giljam van der Have zowat. Boudewijn, die in 1872 zijn vader als burgemeester was opgevolgd, sprak zelfs van een onpasselijk verzoek, afkomstig van een man, die hij 'onhandel baar, prikkelbaar en brutaal' noemde en die zijn geloofwaardigheid onder de bevolking kwijt was. Timmermans zou beslist de laan zijn uitgestuurd, als niet de Commissaris van de Koning tussenbeide was gekomen.13 Voor zijn opvolger Hendrik Kuzee liep het minder gelukkig af. Reeds na drie dienstjaren moest deze veldwachter in 1903 wegens plichtsverzaking en onge hoorzaamheid het veld ruimen. Kuzee kende volgens Van der Have zijn plaats in de maatschappij niet.14 Ook in Bruinisse stonden burgemeester C. van der Stolpe en zijn veldwachters meermalen als kemphanen tegenover elkaar. Pieter Okkerse was in 1855 nog 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2006 | | pagina 17